4,7:3
bladzijde is medegedeeld, was er letterlijk niets meer te embar-
keeren dan de expeditie-kommaudant en diens adjudant, die het laatst
aan den wal gebleven waren.
Zulk een last als de schrijver opgeeft, kon den luitenant
kolonel Brunsveld van Huiten dus niet worden opgedragenwat
ik buitendien toch ook niet zoude gedaan hebben. Zooals ik de
laatste aan den wal was gebleven, wilde ik ook de laatste zijn, die
met het vivres-schip Waterloo de reede verliet, doch ik moest mijn
voornemen door de gewijzigde omstandigheden wel mijns ondanks
opgeven. Mijn aanvankelijk plan was daarmede Boeloe Comba
en Bothain aan te doende bezetting van al het noodige te voorzien
en mij van den toestand der versterkingen, bezetting, approvisio-
nement, enz. in verband tot eenen mogelijken vijandelijken inval,
te vergewissen, ten einde daarna, gerustgesteld omtrent onze zuide
lijke districten, al mijne aandacht aan de bescherming der Noordelijke
te kunnen wijden, die, schijnbaar althans, nog nimmer met zulk
een ernstig gevaar bedreigd geworden waren. Op den 10e was, door
de Merapie gesleept, het transportschip Susanna van Java aange
komen, zoo als reeds gezegd is.
Aan boord van dit laatste bevond zich het reeds lang verwachte
geschut en de daarvoor noodige munitie, tot bewapening der ver
sterking. Daartoe waren aaugevraagd korte metalen 12 ffis, In plaats
daarvan kwamen ijzeren 12 ffis die veel zwaarder en moeielijker te
behandelen warenmisschien weldewijl er geene metalen waren.
Den luitenant-kolonel Brunsveld van Hultenoud artillerist, nu
werd opgedragen die ijzeren 12 It's met hunne affuiten te débarkeeren
en in batterij te stellen, in vervanging der twee 6 ffiers en twee houwit
sers van de halve 6 ifier batterij, die, bij gebrek aan ander daarvoor geschikt
geschut, tot dat einde aangehouden waren terwijl hem natuurlijkals
hoogste officier in rang na mijn vertrek, hét bevel over de alsdan nog op
de reede liggende troepen toeviel. De chef der Genie bij de expeditie zou
de hem daarbij ter zijde staan. Land- en zeemacht hebben elkander met
dat doel trouw geholpen en de beide genoemde officieren zich met vee]
inspanning en ijver van de hun opgedragen taak gekweten. Die taak
was ver van gemakkelijk, wanneer men er aan deukt, hoe bezwarend
die werd door het voor Badjoa liggende en zich ver in zee uit
strekkend koraalrif, waarop te weinig water stond om de vaart
met vaartuigen, van eenigen diepgang toe te laten.
Geen der transportschepen verklaarde de baai van Boni te kunnen
uitzeilen. Als het waar was, zoude het een weinig vleiende verge-