475
geblevenhetgeen den gedrukteu toestandwaarin ze verkeerden, bij
velen nog vermeerderde en hunne herstelling zeker niet bevorderlijk
was. Buitendien misten die militairen vele geriefelijkheden, waaraan
ze op Java gewoon waren. Door de zieke en uitgeputte troepen
naar dat gezegende eiland terug te laten keeren en in een'koel,
gezond klimaat een verblijf aan te wijzen, waren ze zeker veel
spoediger hersteld en weder strijdvaardig gewordendan op het snik
heete Macassar.
Daar was ook logies en hier moest het worden gebouwd, hetgeen
s lands kas geld gekost heeft evenals het onderhoud en de voeding
der troepenzeker veel meer dan zulks op Java het geval zoude
zijn geweest. Dat alles hielp evenwel niet, er moest gehoorzaamd wor
den. Later heeft men het 3e bataillon toch naar Java moeten terug
zenden, omdat door een van Java gezonden dirigeerend officier van
gezondheid is geconstateerddat het voor de 2e expeditie onbruik
baar was. Wel heb ik van de gezonde manschappen van dat korps
inmiddels nog nu en dan gebruik gemaakt, omdat ze er toch waren,
maar niet omdat het zoo dringend noodig was of dat ik het buiten
hen niet zoude hebben kunnen stellen.
Op bladzijde 332 verhaalt de schrijver de gebeurtenis met den
stoomer Groningen, die tot handhaving der blokkade in de baai van
Boni kruisende, in den namiddag van den Mei, bij de ver
volging van een tal visschers-vaartuigente Sindjaij te dicht bij
den wal kwam en aan den grond raakte. Van die geheele zaak
is veel meer ophef gemaakt dan ze verdiende, en vele zeeofficieren
staken er zeiven den draak mede. [Jet zoude er ook al treurig met
de oorlogsvloot uitgezien hebbenals een goed bemand en gewa
pend stoomschip, zooals de Groningen was, dat in kalm water en
weeken grond was vastgeraakt, iets te vreezen had van eenige sampangs
en prauwen, waarvan wellicht enkelen eene lilla aan boord hadden.
Dat de opvarenden eenen ernstigen aanval op het oog zouden hebben
gehad, is schier niet denkbaar, eer moet aangenomen worden, dat
ze denkende het schip verlaten te zullen vindeneens hebben komen
zien ol er ook te rooven en te plunderen viel. De Bonieren over
het algemeen zijn ervaren zeevarenden, en die'van Sindjaij in het
bijzonder. Ie goed kennen zij de kracht van een groot stoomschip,
om, zelfs onder minder gunstige omstandigheden, waarin de Groningen
verkeerde, daarop eenen aanval te wagen met de ellendige middelen,
waarover zij te beschikken hebben. Genoeg, de Groningen kwam
den volgenden dag, zonder schade aan romp of tuig, zonder een