48.3 want //eene strijdmacht, gelijk die, welke men Frankrijk tegenover behoort te stellen, kan natuurlijk niet anders opereeren dan verdeeld in eenige legers. De getalsterkte van elk leger moet bepaald worden naar zijn bijzonder doen, de verdeeling van de verschillende leger korpsen moet plaats hebben met het oog op de spoedigste beschik baarstelling van elk korps. »Meu kanzonder tegen dezen laatsten regel bedenkelijk te zon digen, de volgende verdeeling bezwaarlijk wijzigen: //Het eerste leger, korpsen Ylf. en VIII, als rechtervleugel om Wittlich (ongeveer 60000 man). «Het tweede leger, korpsen IIT, IV en X en de garde, het centrum, in de richting Neunkirchen-Homburg (ongeveer 135000 man). //Het derde leger, korpsen V en XI, met de Beierscjien, de Wur- tcmbergers en de Badeners, als linkervleugel te Landau en Bastadt (ongeveer 130000 man). "Eene reserve, korpsen IX en XII, voor Mainz (ongeveer 63000 man); deze reserve, gebezigd om het centrum te versterken, zou het tweede leger brengen op ongeveer 194000 man. "Dit zoude voor de drie legers eene sterkte geven van 384000 man." Het Fransche i.eger. Getalsterkte. Na de legerwet van 1868 te hebben doen kennen, gaat de Duit- sche officiëele geschiedschrijver van den jongsten oorlog aldus voort omtrent de getalsterkte. Deze reorganisatie kon slechts al de verwachte uitkomsten geven bij het onder de wapenen roepen van het contingent van 1875; op dit tijdstip zou het leger op voet van vrede sterk geweest zijn 800.000. In den tusschentijd zou de nationale garde het cijfer van 500000 man bereikt hebben. Frankrijk kon wel een jaarlijksch contingent leveren van 300000 man, maar men moest er een derde aftrekken als ongeschikt voor den dieust en veertien ten honderd wegens zede lijke redenen, zoodat het jaarlijksche contingent voor het leger en de mobiele garde het getal van 172000 man niet te boven ging. In vredestijd had de mobiele garde slechts veertien dagen dienst in het jaar, maar met tusschenruimtennooit twee dagen achtereen. Daar nu dikwijls de tot dezen dienst geroepene jongelingen op den dag der oefening verscheidene uren te loopen hadden om zich naar de plaats der bijeenroeping te begeven, daar men hen eerst moest

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 490