487 Zedelijke toestand. De zedelijke toestand van het leger was ook ontaard. Volgens bet oordeel van de Franscheu zeiven was de Frausche soldaat in het begin van dezen oorlog niet meer, wat hij geweest was in de Krim en in Italië; de wet op de reëngagementeude af koopbaarstelling, de dotatie hadden een' slechten invloed op hem uitgeoefend. Deze wet gedoogde de plaatsvervanging in buitensporige mate, zoo erg, dat het contingent van 1S69, sterk 75000 man, 42000 plaatsvervangers telde, wier hoedanigheid natuurlijk afnam in verhouding tot den duur van hunnen diensttijd. Het korps der onderofficieren stond ook niet meer op zijn vroeger peil. In vele regimenten waren onder-officieëeren sedert twaalf jaren en langer in denzelfden graad zonder vooruitzicht op bevordering of belooning; de goede sujetten zochten dan ook in burgerlijke diensten een voordeeliger werkkring. Ook het officiers-korps bestond uit ongelijksoortige bestanddeelen; een derde was voortgekomen uit het kader der onderofficieren. Ter wijl de jonge officieren gewoonlijk niet al hunne geestkracht aan den dienst wijddenvormden de oude subalterne officieren met hen een treffend kontrast. Zij vormden in het algemeen de beste kern van het leger, maar het gunstbetoon, dat toen in de mode was en zich meestal hechtte aan hooggeplaatste personen, die meer dan anderen in ongunstigen zin van zich hadden doen spreken, ontmoedigde heni doordien het alle hoop op eene sehoone toekomst voor hen afsloot. Evenwel had deze klasse sinds 1866 eene opmerkelijke werkzaamheid op het gebied van den geest getoond, en het waren juist deze offi cieren, die op Frankrijk's slagvelden het meest zich beijverden mis slagen uit te wisschen en te herstellen, waarvoor zij niet verant woordelijk waren. Deze zelfde geest van begunstiging had ook mannen tot hooge stellingen verheven, die niet op de hoogte van hunne taak waren, en bracht, gelijk overal elders, waar hij heerscht, de droevigste uit werking voort. De invloed der partijen was even verderfelijk voor den krijgsmansgeest geweest. De aanhoudende veranderingen in den regeeringsvorm hadden in het leger, zoowel als in de natie, die gehechtheid aan een erfelijk vorstenhuis uitgeroeid, die elders zoo heilzaam is. De Fransche officier, en zelfs de eenvoudige soldaat, dient het vaderland, hij dient het inet toewijding en zelfverlooche ning, maar de wisselvalligheden der staatkunde beletten hem den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 494