507
middelen bij groote rivier-reizen, slechts uit eene kleine kolonne kon
bestaan, moest de strijdvaardigheid en geoefendheid dier kolonne aan
groote eischen van inspanning kunnen voldoen.
Twee kompagniën van het 9= bataillon, de 3e onder den kapitein
F. A. J. Perié en de le onder den kapitein II. C. V. A. Demmeni,
benevens eene sectie bergartillerie en het benoodigde hospitaalperso-
neel embarkeerden onder kommando van 'eerstgenoemde den 28 De
cember 1871 met vroolijken moed op den stoomer Gouverneur-Gene
raal Mij er.
Z. E. de legerkommandant sprak de troepen op het stoomschip toe
en beloofde hun eene warme kloppartij.
Niemand onzer toch vermoedde, dat die overmoedige vechthelden
van Nan Lobê' zouden blijken niets anders te zijn dan struikroovers,
die onze soldaten niet onder de oogen durfden te zien, maar steeds
aan eene eerbiedige beschouwing van uit de verte de voorkeur zouden
geven.
De hoop echter het wit hunner oogen te zien heeft niet opgehou
den onze soldaten tot het einde toe moedig te doen volharden in
dezen afmattenden tocht.
Dé kapitein Perie heeft die twee kompaguiën gebracht, daar, waar
weinigen de mogelijkheid van troepenbewegingen zouden hebben
aangenomen.
De stoomer G. G. Mijer bracht de kolonne naar Riouw, alwaar
zij op de oorlogsschepen zou embarkeren.
Op Riouw werden 14 lange dagen doorgebracht met wachten op
den afloop der reparatiën aan de Kapoeas, welke bodem, wegens
zijnen geringen diepgang, op de rivierreis onontbeerlijk was en dan
ook later uitstekende diensten heeft bewezen. Hier werden de troe
pen onder loodsen en in openbare gebouwen gekazerneerd en werd de
tijd besteed tot het in gereedheid brengen van kleeding en uitrusting,
letwelk alles tot den hoogst mogelijken graad van stevigheid en ge
makkelijkheid werd gebracht.
De aanmaak van slobkousen in verschillende soorten had op groote.
schaal plaats, elk soldaat wist naar mate zijner meerdere of mindere
ondervinding of oordeel dit kleedingstuk eene bijzondere lengte, snid
of sluiting te geven.
Wel is waar zijn ze niet allen doelmatig bevonden, maar zeer ve
len hebben er groote diensten van gehad in de dichte struiken, bij
het beklimmen van steile hellingen en bij het doorwaden der met
waterplanten en bloedzuigers opgevulde rivieren en kreekeu.