509
Den Briel volgde nu, de beide volgepropte kruisbooteu aan stuur
en bakboords zijde aan zijne hakspieren slepende, en, even alsof hij
hen onder den arm genomen badzwoegde hij de breede rivier op
zoolang zijn diepgang dit veroorloofde. Daarna kwam de Kapoeas
van zijn verkenningstocht terug en nam op zijne beurt de kruisboo-
ten op sleeptouw en sleepte ze nog twee dagen verder.
De op deze booten sedert 3 dagen opeen gepakte soldaten hadden
groote behoefte aan beweging en behoorlijke ligging, want deze tocht
had armen en beenen in halve verdooving gebracht.
De kommandant liet debarkeeren op de eerste daartoe geschikte
plaats, alwaar de moerassige oevers voor een klein gedeelte plaats
maakten voor een 3 voet hoogen oeverwal. Hier stonden eenige ge
deeltelijk verlaten en ellendige hutten onder de bedenkelijkste hellin
gen en van de vreemdsoortigste construction. Dit alles heette Ne-
gri-lama en hier werd het eerste bivouak opgeslagenhetwelk, onder
de leiding der officieren en kontroleurs, al spoedig bewoonbaar werd.
Er verrezen nog twee loodsen van pinangboomenwelke zeer
zeker nog lang de schoonste gebouwen in deze streken zullen blijven.
De eenzame oever werd plotseling levendig; de marine kalfaterde
eenige verlaten en half vergane prauwen om ze voor troepen-ver
voer geschikt te maken; smederijen, tiinmermans-werkplaatsenwer
ven en keukens ontstonden al ras door aller bedrijvigheid en in een
paar uren was de geheele kolonne als het ware gekazerneerd.
Den volgenden dag werd de le kompagnie vooruitgezonden om een
nieuwe plaats voor bivouak uit te zoeken. De stoombavkas nam de 2
kruisbooten met deze kompagnie op sleeptouw en verdween langzaam
tusschen het hooge groenhetwelk beide oevers meer en meer
bedekte en als een dicht gordijn tot op den waterspiegel neder-
hing.
De kompagnie kwam een dag daarna op Koewala-Marbouw, eene
plaats, bestaande uit twee verlaten hutjes; bericht van deze vondst
Vierd afgezonden aan de rest der kolonne. Deze embarkeerde nu
op de achtergebleven Kapoeas en stoomde langzaam na.
Tallooze wendingen en kronkelingen volgende, stoomde men met de
grootste behoedzaamheid om de vele reusachtige boomen te ontwij
ken welke, gedeeltelijk met den stroom afdrijvend, gedeeltelijk nog
vastzittende aan den oever, door den stroom heen en weer gezwaaid
werden tot groot gevaar voor de dunne en gevoelige huid van het
stoomschip. Niettegenstaande alle voorzorgen en de stoutste wendin
gen werden de booten en raderkasten gedeeltelijk verbrijzeld tegen