511 harding en ijver zijner onderhebbenden, die in de eerste dagen op dit bivouak aan veel ellende ten prooi waren en zonder morren of klagen dagen lang in het water en slijk hadden moeten werken .en wroeten. Hier op Koewala Marbouw moest men de gerequireerde prauwen afwachten, welke de kolonne hoogerop zouden brengen, en deze kwamen slechts een voor een afzakken. De kontroieurs Kaathoven en d'Engelbronner waren zoo ver mogelijk doorgegaan en zonden de van den vijand ingewonnen berichten de rivier wederom af. Naar aanleiding van dien werd, toen er een genoegzaam aantal- prauwtjes aanwezig was, de eerste kompagnie hiermede hoogerop gezonden. Voorafgegaan door de stoombarkas en de gewapende sloepen roeiden de 70 prauwtjes, waarvan de kleinste behalve twee roeiers slechts één soldaat bergen kon, de snelstroomende rivier op, welke voor de Kapoeas en kruisbooten niet meer bevaarbaar was, en de andere kompagnie bleef alleen. De linker-rivieroever was alzoo verlaten en ook de legerplaats aan den rechter-oever zoude weldra opgebroken worden, waartoe men de terugkomst der prauwen-vloot wachtte, toen een droevig ongeval de vroolijke bedrijvigheid in een doodsch en somber zwijgende op gewekte stemming in groote neerslachtigheid veranderde. De le luitenant Verbeek, adjudant van den kolonne-kommandant, verdronk bij het baden voor aller oogenzonder dat het een 40-tal manschappen, die terstond in de rivier sprongen, mocht gelukken hem te vinden. Wij verloren in hem een braaf kameraadkoning en vaderland een kundig, veelbelovend officier. Met verlangen werd naar de terugkomst der prauwen uitgezien welke bericht zouden brengen van het nu volgende bivouak. Een der Toewankoe's van onze bondgenooten had zich in de eerste dagen der rivierreis bij de kolonne gevoegd, om den ondergang van den gevreesden en gehaten vijand bij te wonen. Hij was natuurlijk de vraagbaak voor ons allen en werd dan ook met vragen bestormd over 's vijands sterkte, positie en het terrein. Met de meest deftige- uitdrukking op het gelaat, zijne sirie-pruim ver schuivende, antwoordde hij steeds: //saja toewau" of eenvoudig //toe- wan" hetwelk al naar mate de vraag was, scheen uit te drukken, dat hij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 518