512 het bij voorbaat eens was met het antwoorddat wij zelf op onze vragen wenschten. Vroeg men of eene of andere plaats, op de kaart aangewezen, nog verre was, dan antwoordde hij: //djauw djoega toewan"; zeide men hem dat volgens andere geruchten de plaats dicht bij moest zijnhij antwoordde weder met de grootste zalvingvdekat djoega toewan". De man werd met rust gelaten en aangesteld tot figurant op den achtergrond. En dit was onze voornaamste bondgenootNa eenige dagen hoorde men weder het stoomfluitje van de terugkeerende stoombarkas, welke alras den hoek omzwaaide, gevolgd in de verte door de twee rustig roeiende gewapende sloepen en nog verder door de onder veel geschreeuw en gong-muziek afdrijvende prauwtjes. Een hoerra ging op uit het bivouak; men zoude dus eindelijk het natte oord geheel verlaten. Wij hoorden thans, dat de le kompagnie gekampeerd lag op een heuvel, naar eene kleine kampong Djaro-Banang genaamd, het eerste hoogland of liever vasteland dat men gedurende den langen tocht ontmoette. Den volgenden morgen was alles reeds voor het aanbreken van den dag in de weer, en de achtergeblevene kompagnie met de artillerie en koelies embarkeerde nu ook en nam op hare beurt den vierdaagschen tocht aan. De bevelen werden door middel van tirailleur-signalen gegeven van af de kommandants-prauw, welke voorop roeide. Gekookt kon aan boord der prauwtjes niet wordenevenmin op den moerassigen oever en niet dan na veel inspanning gelukte het een gedeelte der vloot om zichgekoppeld tot een geheelvereenigd te houden en in den stroom vast te leggen ten einde genoegzame draagkracht te ver krijgen om de ketels boven het vuur te hangen. De tocht in de prauwtjes had met vele hindernissen te kampen. Groote in het water nederhangeude boomen hadden als een dam de afdrijvende stammen en takken tegengehouden en op die wijze was dikwerf een 6 voet hooge versperring ontstaandie zich door den stroom meer en meer in elkaar werkte, schoof, aaneensloot, zoo bo ven als onder den waterspiegelen een stroomversnelling deed ont staan, zeer bedenkelijk voor de kleine schuitjes; losrakende door den kracht van den stroom sleepten deze massas alles in hun vaart mede en dreigden met de scherp afgeknotte aan alle zijden uitste kende stammen de zwakke vaartuigen te doorboren. Eindelijk, na den laatsten hoek der tallooze kronkelingen te zijn omgevaren, zag men in de verte de blauwe bergen. Een gejuich

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 519