520 betrokken. De hulptroepen bleven beneden en legerden zich aan den voet van de rots. De zoon van den vermoorden vorst van Kotta-Pinangeen 11- jarige knaap, betrad den volgenden dag, onder eskorte zijner rijks- grooten en radjasde bezette rotsvesting. Allen keken met trotsche en zegevierende blikken rond, het deed den menschen goed eindelijk eens den voet te mogen zetten op dien beruchten grond, door hen veroverd. Dit laatste meenden de goede lieden werkelijk. IV. Waar was intusschen de dappere bende van den gevluchten roover gebleven P Aanvankelijk uit gehechtheid hunnen chef volgende, von den zij het echter bij nader inzicht toch te weinig krijgshaftig om zich met pak en zak-^over te geven en bleven zich in den omtrek ophouden. Van hunne berg- en rotstoppen loerende, gunden zij zich het genot van een gezicht a vol (Toiseau op de kolonne die, langzaam naderendmet de hardnekkigheid van mieren rotsen op en rotsen afklauterde en eindelijk in hunne rotsvesting verdween. Van dit gezicht verzadigd zijnde, moesten zij echter ook eten en stroopten nu steelsgewijze in de berg-ladangsom eenige halfrijpe rijst machtig te wordenmaar de patrouilles waren er gemeenlijk voor hen en dreven hen langzamerhand als schuw wild voor zich uit, totdat zij ook teruggejaagd door de omringende en te wapen gekomen stammen, wederom in de nabijheid van Goenong-Tingie zichtbaar werden. Eene menigte brak door naar het noordenmaar velenwaaronder de chefs, gaven zich achtereenvolgens aan de patrouilles over. De honger dreef hen dikwerf tot zeer dicht bij de door ons bezette rots, vooral des nachts, wanneer zij trachtten te fourageeren, totdat het plotselinge licht van een opstijgenden lichtkogel hen als betrapte misdadigers deed uit elkander stuiven en in het struikgewas ver dwijnen. s Konings verjaardag werd op de rots zoo feestelijk mogelijk herdacht. Onze verbondene radjas kwamen boven om te feliciteerende dubbele post in den hollen weg aan den ingang zond hen terug om zondagsche kleederen aan te trekken. Het was onzen flankeurs niet kwalijk te nemen, dat zij die in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 527