521
lompen gehulde personaadjes geen militair of politiek karakter wilden
toekennen,daartoe behoort dan ook veel toegeefelijk geduld en
dan nog wat verbeeldingskracht.
De jonge Sultan van Kotta-Pinang, onder geleide van den Toewan-
koe van Mendang Bawe (Beneden Bilah), en eenige uitgedoschte
rijksgrooten verschenen thans, een paar varkentjes als geschenk voor
de troepen medebrengende.
De, met hun kwartiermuts in de hand, boven staande hoffelijk
buigende soldaten hadden dit reeds sedert eenigen tijd in het oog,
en oin de gevers van eene eventueel te houden toepasselijke aan
spraak te ontslaan, werden de varkentjes maar onmiddellijk gegrepen
en onder groot gejuich naar den kok gebracht.
Daarop had de plechtige krooning plaats van den zoon van den
vermoorde met den kroon door zijn vader gedragen door Nan Lobé
gestolen en volgens hun zeggen door een goeden geest teruggevonden.
Deze kroon bestond uit eene in een lossen knoop liggende slang
van massief goud en zilver, met zijde omwoeld behalve kop en staart,
welke met allerlei bonte steenen behangen waren. Het geheel woog
4 Ned. ponden en werd dau ook, na 10 minuten op het hoofd van
den knaap te hebben gerustmet haastigen spoed opgeborgen en in
een kist gesloten, na eerst met vele doeken te zijn omwikkeld.
De overige rijkssieraden waren nog in handen der rooversvolgens
geruchten zoude de bijzit van Nan Lobé zich met een groot ge
deelte daarvan in de ongenaakbare rots-kampong Siboetai ophouden.
Dit Siboetai, aan den linkerBilah-oever als een zwaluwnest aan
de rotsen hangende, kon van uit Goenong-Tingie gezien worden en
trok vele blikken tot zich; maar het had de kleur der druiven uit
de fabelmen bleef er op kijken zooals men op de torens eener be
legerde stad tuurt van uit de belegerings-batterijen.
Maar Siboetai was niet belegerdhet was eenvoudig ongenaak
baar. Twee dagen lang had eene uitgezondene kolonne van 70
manschappen met alle inspanning gewerkt om de Bilah te overbrug
gen ten einde genoemde kampong te kunnen omtrekkenmaar de
natuur spotte hier met 's menschen pogingen en met gebalde vuist
het nest bedreigende trokken onze soldaten af om op de rots terug
zijnde, uren lang er naar te zitten kijken. Men zon op wraak.
Den volgenden dag riep de kommandant vrijwilligers op. De sterk-
sten gingen mee-weinig maar goed, en toen de wolk, die ons
eiken morgen tot 8 ure omhulde, door de zonnestralen was wegge-