522 jaagdn as de artillerie-luitenant met zijne mortierenkanonniers en bedekking verdwenen. Met belangstelling doorzochten alle oogen het rivier-dal beneden ons. Nu en dan zichtbaar wordende, zag men hen daar met de mortieren haspelen, duwen, trekken, stootenvan de eene rots op de andere, al hooger en hooger klauterende, totdat zij tusschen de rotshellingen verdwenen. Onze kanonniers hadden een zwaar werk. Eerst tegen den avond hoorde men het gedreun der schoten en de kort daarop volgende slagen der springende granaten. Men had Siboetai onder het boog schot gekregen Een gejuich ging op van de rots. Dreun op dreun en slag op slag volgden nu en spoedig verhief zich boven Siboetai een vurige gloed; dikke grijze en zwarte rookwolken verkondigden den onder - gang dier plaats. Den volgenden dag traden de troepen aan met hunne kapmessen en laadstokken om de rotsspleten te sondeeren ten einde de van Kotta- Pinang geroofde goederen te vindenvan welke men met eenige ze kerheid kon vermoeden, dat zij ergens in de rotsspleten verborgen waren. Eene oude vrouw, behoorende tot de geroofde en medegevoerde personenwas vergeten bij den moord dezer laatsten in de rotsves- ting, en had de roovers de rots zien afdalen om bunnen buit daarin te verbergen, twee dagen voor onze komst. Niettegenstaande de halsbrekende pogingen onzer soldatendie dikwijls zwevende boven den afgrond hingen, mocht het niet geluk ken iets anders te vinden dan een kompleet stel koperen gongs, welke eene waarde van 700 gulden hadden, en eenig porcelein, alles behoord hebbende aan den vermoorden vorst. Dit werd nu aan zijnen zoon teruggegeven. Achtereenvolgens wareu een 30-tal aanvoerders en roovers gevan gen genomen en blikten nu op eene rij in blokken gesloten met belangstelling op ons doen en laten in hunne kampong. Hun aantal te groot wordende, had men hen gebonden, onder een huis aan de bewaking eener sterke wacht toevertrouwd en hun door tolken aangezegd dat zij bij de minste poging tot opstaan zou den neergeschoten worden, welke bedreiging met gegrijns en gebrom was ontvangen en blijkbaar weinig indruk maakte. De poging tot ontvluchting bleef niet uit. Hetzij te weinig op lettendheid der bewakers, hetzij door het medelijden met den toestand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 529