533 van sommigen hunner, die ziek en minder stevig gebonden waren' zij wisten zich los te werken en een groot gedeelte stond in den nacht plotseling op om te ontvluchten, maar werd met eene doode- lijke fusilade ontvangeu. Die niet vielen, sprongen thans als katten over de rots om den uitgang te vinden, maar werden door de posten met kogels en bajonetten begroet. Het alarm deed de kolonne in een ommezien op hare posten zijn. Bij het licht van het groote bivouak-vuur zag men de laatsten eene wanhopige poging doen om zich door te slaanalhoewel hen de afgrond wachtte. Een hunner, door bajonetsteken gewond stond een oogenblik stil op den rand, liet een uittartend krijgsgeschreeuw hooren en, een kogel ontvangende, nam hij een ontzettenden sprong en tuimelde dwarrelend naar beneden. Men zag hem in zijn vaart krampachtig de struiken grijpenmaar rollende van rots tot rots plofte hij in de bruischende Bilah, die zich boven hem sloot. Het drama was af gespeeld. De gekwetsten zouden nu verbonden worden. Bij het zien der instrumenten van den doctor krompen zij van schrik in een en dachten geslacht te worden. Het tegendeel bracht hen in groote verwonderingmaar weldra kwamen haat en bloeddorst wederom bovenzij poogden hunne hel pers te bijten en scheurden de windsels af. De laatste dag van ons verblijf werd gewijd aan de raseering van de rots. Het gekraak der half doorgehouwen en door hun over hellend gewicht de rots afstortende klapper- en andere vruchtboomen werd verdoofd door het gejuich der Javaansche soldaten, die eiken houw met eene hartelijk gemeende verwensching begeleidden. De aan den rand slaande boomen geraseerd zijnde, werd den vol genden dag aangetreden en de kolonne voor den terugmarsch geordend. De troepen daalden de steile helling af en in het dal gekomen deed een ontzagwekkend schouwspel een oorverdoovend //hoerrah" opgaan dat zich langs de geheele kolonne voortplantte. De achterhoede was boven bezig de haar opgedragen taak te vol voeren, en eene ontzaglijke vuurzee en dichte kronkelende rookwolken hulden, niettegenstaande het daglicht, alles in een rooden gloed. Het roofnest met het daaraan klevende bloed ging in de vlammen op; de zon bescheen weldra één rookenden en gloeienden aschhoop en, in de verte, de kolonne, die zich wederom zwoegend aftobde en kronkelend over rotsen en ravijnen den weg naar Goenong-Toeah insloeg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 530