526
gelijk; de gevangenen waren, ten getale van 26, aan ééne lange
lijn gebonden, ten einde hen bij scherpe wendingen langs de rotsen,
waar zij gedeeltelijk uit het oog verdwenen, het ontvluchten onmo
gelijk te maken.
Een hunner, zwaar gekwetst en de '/bijter1' bijgenaamd, werd door
zijne medegevangenen gedragen. Hij had een kogel door beide dijen
gekregen en poogde onophoudelijk zijne wonden open te scheuren
of zich in den afgrond te werpen. Deze en meer dergelijke pogingen
van de anderen stelden het geduld en het medelijden van onze sol
daten op eene harde proef, en het was eeue verlichting voor hen
toen de //bijter" boven op eeneu heuvel in een rotsachtig graf werd
nedergelegd.
Na vele moeielijkheden en vermoeienis kwam de kolonne afgemat te
Bandar terug en vond zij de marine-landings-divisie in pijnlijk verlangen.
Janmaat bekeek met nieuwsgierige bewondering de havelooze plunje
onzer afgematte soldaten en vond dat wij allen a^n een //beroerden
wal" waren terecht gekomen.
Na een dag rusten in het kampement werd de terugmarsch verder
voortgezet. Wegens de meerdere beweegbaarheid van kleine kolon-
nes ging de le. komp.even als zulks bij den opmarsch geschied
was, 12 uren vooruit.
Nadat ook de tweede kolonne met behulp der veerpont en sloe
pen aan den overkant was gezet, scheepte de marine zich in en
lieten de gewapende sloepen zich den stroom afdrijven, terwijl een
krachtig hoerah der matrozen als afscheidsgroet de achterhoede na
gezonden werd.
De kolonnes volgden den weg langs de vroegere bivouakplaatsen
alwaar de olifanten echter erg huis gehouden hadden en waarvan
weinig meer te herkennen was.
Als de paarden den stal ruiken, beginnen zij harder te loopen.
Dit spreekwoord was ook op ons van toepassing; toen de kolonnes,
het gebergte afdalende, meer en meer in de vlakte kwamen, snelden de
soldaten vooruit, om toch vooral niet later dan de gewapende sloepen
te Djaro-Banang, het inschepingspunt te komen.
De vlakte was echter door de regens der laatste dagen en de bui
ten hare oevers getreden Bilah overstroomd, zoodat de marsch zeer
bezwaarlijk werd en het terrein moeielijk te herkennen viel. Aan
bivakkeeren viel niet te denken; men marcheerde dus door, afgaande
op de signalen, die de eerste kolonne, als wegwijzers, had achter
gelaten in het groote moeras.