527
Moe en afgetobd kwamen de kolonnes achtereenvolgens op den
heuvel van Djaro-Banang aan, na den laatsten dag 13 uren gaans te
hebben afgelegd.
"Vroolijk en tevreden betrok men hier het oude kampement; de
marschen waren voor goed geëindigdde laatste steilte was beklom
men de laatste heuvel was afgedaald en de watertocht rivier-afwaarts
zoude weder beginnen.
De stoombarkas, de gewapende sloepen en de prauwenvloot lagen
hier te wachten; de helft der kolonne scheepte zich al dadelijk in,
en nu ging het stroomafwaarts met dubbelen spoed, de hoeken om
zwaaiende in snelle vaart, onder gejoel en gejubel der soldaten en
matrozen; en de. tocht, die zooveel inspanning gekost had bij het
oproeien door de onafzienbare moerassen en waterwouden, werd thans
in zeer korten tijd volbracht.
De eerste kolonne kwam op het oude bivouak te Koewala-Mar-
bouw aan, alwaar vloed en stroom echter alle overblijfselen der le
gerplaats hadden medegevoerd en van welke men nog slechts eenige
omgehouwen en halfverkoolde, boven den waterspiegel uitstekende
boomstammen zag.
Niettegenstaande dit, begon men zich wederom te nestelen op deze
overgebleven stammen; er ontstonden wederom hutjes en vlotten
van allerlei vorm en men verbeidde de komst van de 2". kolonne
om de rivier verder af te zakken.
Deze wachtte op Djaro-Banang de terugkomst der prauwen af,
die slechts langzaam wederom konden oproeien en toen zij eindelijk,
na zes dagen, één voor één verschenen, werd hun de stoombarkas
te gemoet gezonden, die, in vereeniging met de gewapende sloepen,
de grootsten op sleeptouw nam en de traagsten vooruitjoeg.
Het ongeduld van matrozen en soldaten was dan ook zeer groot;
het embarkement ging bijzonder vlug; de soldaten, die door de rivier-
reizen eene zekere behendigheid in het vak vau Janmaat hadden ver
kregen, grepen zelf de riemen en roeiden er onvermoeid op loseene
sloep met de muziekanten voorop, daarachter, onder wild gejoel, de
menigte prauwtjes, onder vlaggen van allerlei kleuren, de geheele
zwerm gesloten door de gewapende sloepenen dat alles doorkruist
door de op en neer varende stoombarkasdie niet oneigenlijk een her
dershond geleek. De laatste heuvel verdween spoedig achter ons in
de avondschemering, alles was stil daar in het vijandelijke land,
waar de wrekende Nemesis was doorgetrokken.
Intusschen was de Kapoeas de Bilah wederom opgestooind en