534 der zeemacht op zijn voorstel gemachtigd werd om de oorlogsschoe ners en kruisbootendie op de kust van Boni lagen en tot de blokkade behoorden, terug te roepen, aangezien de doorkomende oos telijke winden het voor die vaartuigen ondoenlijk maakten aldaar te verblijven. Dus zelfs kleine oorlogsschepen konden er niet zonder groot gevaar blijven. Transportmiddelen om voor dien tijd eene genoegzame hoeveelheid vivres, Voor minstens vier maanden berekend, van de vivres-schepen naar de hoofdplaats Boni over te brengen, bezat de expeditie niet, en evenmin heeft zij ooit die hoeveelheid levensmiddelen beschikbaar gehad. De vestiging te Boni zoude onder zulke omstandigheden eene roekelooze en onverantwoordelijke daad geweest zijn, die ik niet zou gewenscht hebben op mij te nemen. Misschien zal men zeggendat de vivres op de oorlogsschepen had den kunnen worden overgebracht. Behalve dat die daartoe geene laadruimte hadden, waren er nauwelijks genoeg voor de blokkade en zou eene zoodanige regeling zeker bij hoogerhand geene goed keuring hebben verworven, evenmin als bij de marine zelve. Men zal dan ook wel willen toegeven, dat alleen in den uitersten nood zulke diensten van onze oorlogsstoomschepen kunnen en mogen ge vraagd wordenen dat het dan nog zeer dure vivres-schepen zouden zijn. Doch genoeg; ik meen voldoende te hebben aangetoond, dat de eerste Bonische expeditie geene keus had, en dat zij onder de bekend gestelde omstandigheden het Bonische gebied verlaten moest. Het Militair Departement schijnt er ook zoo over te hebben gedacht, daar bij den ontvangen last alleen sprake was van geen ongeau- toriseerden terugkeer naar Java, en niet van een langer verblijf op Bonisch grondgebied. Het gaat overigens niet opom het omwoelen van den grond in tropische gewesten, op strandplaatsen per se als ongezond te verkla renzoo als de schrijver op bladzijde 342 doet. Toen ik in 1856 en 1857 eene expeditie in de vier marga's der Lampongsche distrikten kommandeerde, bracht de politieke toestand van het land mede, dat te Katimbang eene versterking opgeworpen werd. De plaats, daartoe geschikt, was op slechts weinige passen van de zee (straat Sunda) gelegen, en daar veel dichter bij dan Badjoa. Het geheele strand was een en al koraal, zoodanig dat het zeer moeie- lijk, en bij een weinig golfslag, zelfs onmogelijk was er eene sloep aan wal te brengen, dat in den regel geschieden moest te Tjantie, op eenigen afstand en meer noordelijk gelegen en wat minder met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 541