537 komst in de kas werd gekonstateerddaarvan niet dadelijk proces verbaal op te maken, maar mij eerst deswege te berichten. Ik wilde trachten te voorkomen, dat zijne nagedachtenis in geener lei verdenking kwam, en zoude, wanneer het tekort mijne middelen niet was te boven gegaan, dat dadelijk bijgepast en van het ont brekende geene melding gemaakt hebben. Betalen moest ik toch. De arbeid der kommissie was niet gemakkelijk, nu de man, die alles wist, alles in het. hoofd had, ten grave was gedaald. Met veel ijver en toewijding kweet zij zich van hare taak. Ilier werd wat gevondendaar werd wat ontdekten toen de boeken bij waren en de kas opgenomen was, lag het tractement over de loopende maand van den intendant Keiler, die den 26™ April overleden was, nog in de kas, in plaats van een tekort, Vooral voor hem, maar ook voor mij zeiven, verheugde ik er mij over. Bij eene open kas vol geld, hadden wij beiden met eerlijke menschen te doen gehad. Den scheepskapitein Duinker komt alle lof toe voor zijne goede zorgen bij deze gelegenheid weder op nieuw gebleken. Overigens is het° geheel onjuist dat, zoo als de schrijver op bladzijde 338 deel 1 beweert, Keiler den 14= April ter reede van Badjao bezweken is. Dit vond plaats den 26= April op de reis van Bonthain naar Macassar, nadat hij Boeloe Comba eerst van al het noodige voorzien had, en als het ware in het gezicht der reede. Hij was zwaarlijvig en vol bloedig, en schijnt in eene beroerte te zijn gebleven. Voor de 27a kompagnie van het 14=. bataljon, de halve 3 bat terij en het peloton kavallerie van Batavia, was door de zorg van den militairen kommandant te Macassar logies beschikbaar, maar het 3e. bataljon was onmogelijk onder dak te brengen en dit moest aan boord der transportschepen op de reede blijven. Niettegenstaande de van Badjoa gekomen troepen nu van versch vleesch groenten en ververschingen waaronder goed drinkwaterruim voorzien werden, en niets verzuimd of nagelaten werd wat door den geneeskundigen dienst noodig of nuttig voor hen werd geoordeeld, verbeterde de ziektetoestand niet, maar werd deze eer erger en de sterfte was, onder de Europeeanen vooral, groot. De gezonde man schappen van het 3=. bataljon débarkeerden zoo mogelijk dagelijks tot het doen eener kleine wandeling of om te kunnen baden, maar juist bij dat korps nam het getal zieken met den dag toe. Die op Badjoa gezond gebleven warenwerden nu ziekhetgeen vooral aan de overmatige hitte en het minder gezonde verblijf aan boord der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 544