541 diging is dus geheel ongegronduit de lucht gegrepen en moeie- lijk van lichtvaardigheid vrij te pleiten. Op bladzijde 14 en volgende behandelt de schrijver de zaak van Mario-ri-wawo. Hij zegt, dat door den Gouvernements-commissaris aan dato Mario een ultimatum van 14 dagen gesteld werd om zich te Makassar te komen onderwerpen, zullende hij bij niet-voldoening aan die oproeping met de wapens tot onderwerping worden genoodzaakt. Ik heb reeds aangetoond, dat er geen Commissaris maar Com missarissen waren, en dat hun gezag zich beperkte tot de aangele genheid met Boni (zie de noot I, op bladzijde 72 van het tweede deel der geschiedenis). In hoever nu een commissaris het ultimatum aan Mario gesteld heeft, kan ik mij niet herinneren, en misschien heb ik het ook wel nooit geweten. Naar mijn oordeel raakte die oude grief alleen den Gouverneur van Celebes. Waarom ik als kommandaut der expeditie geen gevolg gaf aan de bij dat ultimatum, door wien dan ook, gestelde bedreigingtoen dat hoofd er zich niet aan stoorde? Aan den goeden wil ontbrak het niet. In mijne vroeger aangehaalde betrekking was ik eenig en alleen verantwoordelijk voor alle krijgsbedrijven, en niet de commis sarissen of de Gouverneur van Celebes. Bij nauwkeurig onderzoek van de macht, waarover ik tot dat doel zoude te beschikken hebben van de zwarigheden die daarbij te overwinnen warenen van den weerstand die daarbij zoude kunnen worden ondervondenin verband tot de verplichting die op mij rustte om c. q. Badjoa te ondersteu nen ons uitgebreid grondgebied en de onderworpen bevolking be nevens onze vasallen te beschermen, achtte ik die onderneming niet alleen gewaagd, men moet in den oorlog veel wagen maar roe keloos, onverantwoordelijk, ja schier onmogelijk. Bij de inspectie, die ik over de troepen gehouden had op den 26sten Mei en volgende dagen, waarbij het vereenigde de bataljon slechts 7 officieren en 210 onderofficierenen manschappen onder de wapenen kon brengen, had ik mij nog nader overtuigd, hoe ongunstig het daarbij met den gezondheidstoestand over het algemeen gesteld was, hetgeen mij trouwens reeds herhaaldelijk van zeer bevoegde geneeskundige zijde, sedert geruimen tijd, was medegedeeld. Schier geen enkel militair was geheel gezond gebleven of krachtvol genoeg om zonder instorting deel te kunnen nemen aan zware vermoeienissen en ontberingen, die aan eeneu tocht naar Mario-ri-wawo onafscheidelijk verbonden waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 548