544 teriori afkeurt, wel eens meer voor. Ben ik wel onderricht, dan zoude tijdens de 2e expeditie, door commissarissen zelfs tot tweemalen toe, een ultimatum aan Wadjo zijn gesteld, onder bedreiging om bij niet- voldoening aan de daarin vervatte eischen met troepen te komen. Beide malen heeft Wadjo er zich niet om bekreund en is aan de bedreiging geen gevolg gegevenofschoon men, gedurende eenige dagen althans, met eene geheel strijdvaardige expeditie als het ware slechts door de Tjinrana van dat land gescheiden was. De schrijver spreekt niet over dat herhaald gestelde ultimatum, maar be handelt overigens kortelijk op bladzijde 273 de vruchtelooze poging tot onderhandeling met die confederatie als dat alles juist is, zullen er voor het niet-uitvoeren der bedreiging zeker ook wel goede redenen zijn geweest. Doch keeren wij tot de krijgsbedrijven terug. In de maanden Juli, Augustus en September werden door de troepen der expeditie een zestal min of meer belangrijke gevechten geleverd in Tanette, de Noorder-districten en de zuidelijke afdee- ling; tegen den oproerigen dato Bakka in de Noorder-districten; in de bergregentschappen tegen de Bonieren of hunne aanhangers, en de tegen de maatregeleu van het bestuur in verzet gekomen bevolking op ons grondgebied, in de zuidelijke afdeeling. De kapiteins J. van Deijden, de majoor II. F. Ileisteckampde kapiteins J. H. F. Wiegand en J. C. Terinijtelen voerden daarbij het bevel over de troepen. Telkens werd met beleid en moedi? gevochten en onze wapeneer glansrijk gehandhaafd. Dato Bakka werd verslagen, leed belangrijke verliezen, ook in zijne familie en werd van het grondgebied van ons leen Tanette verdre ven kapitein van Leijden voerde daarbij het bevel. O. a. onderscheidde zich bij dat gevecht de Secretaris voor inlandsche zaken, J. A. Bak kers, die een gedeelte der hulptroepen uit dat rijk aanvoerde. Op een oogenblik dat deze lafhartig het hazenpad kozen, hetgeen al leen langs eene weinig breede passage mogelijk was, versperde die moedige ambtenaar hen met het pistool in de vuist daar den weg en dreef hen zoo doende in het gevecht terutr, onder bedreiging van ieder die retireerde, voor den kop te zullen schieten. In de Noorder-districten vocht men tegen de Bonieren en hunnen aan hang die of strooptochten op ons grondgebied ondernamen, of er in der haast versterkingen opwierpen. Zonder belangrijk verlies onzerzijds werden ze telkens geslagen, uit hunne stellingen, die doorgaans goed gekozen en voor zooveel noodig met oordeel bevestigd waren, verdreven en over de grenzen geworpen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 551