554 dracht, 50 picol-paarden met de gebruikelijke inlandsche draagzadels, geheel van bamboerotting en matten vervaardigd en met uitgeplozen klapperschil gevuld, te doen aankoopen of vervaardigen. Deze draagzadels zijn zeer doelmatig en goedkoopdoch duren natuurlijk niet lang, waar tegenover staat, dat men overal het noodige voor reparatie vindt en ieder inlander dat doen kan. De paarden zijn aan dat soort zadels gewoonwant de bevolking bezigt geene andere. Eveneens, om 100 draagzadels van die soort te doen aanmaken voor draagossen, en om verder 500 man hulptroepen uit het Gou vernement Celebes te vereenigenwelk een en ander tegen het begin van November gereed moest zijn, en dan ook ten genoege van den kommandant der 2e expeditie op den vastgestelden tijd gereed was. De Noorderdistricten werden nu geleidelijk door de daar niet meer benoodigde troepen ontruimd, want hoezeer de berichten van vijan delijke voornemens tot invallen eii strooptochten niet ophieldenwist men nu waaraan zich te dien aanzien te houden. Sedert ze overal geslagen en zoo onzacht over de grenzen van ons grondgebied terug geworpen waren, bepaalden zij zich tot dreigen en schreeuwen. Onder die troepen bevonden er zich ook, die deel zouden nemen aan de 2e expeditie, en het was noodig hunne wapens en uitrusting alvorens geheel in orde te maken en de manschappen gelegenheid te geven te Macasser weder eenigszins op hun verhaal te komen, door eenigen tijd van welverdiende rust. Den 3den Augustus vertrok per stoomschip Madura Aroeng Palacka met 80 zijner volgelingen en vergezeld van den ambtenaar Bakkers, naar Boeloe Comba. De prins meende daar beter in de gelegenheid te zijn om invloed op de Bonische bevolking uit te kunnen oefenen dan te Macasser, althans op de grensbewoners, waarvan hij dan niet ver verwijderd was. Zijn gevolg groeide met den dag aan en was reeds tot 300 weer bare mannen gestegen, die hem grootendeels over land naar Boeloe Comba volgden. Op zijn verzoek waren hem voor dat gevolg een honderdtal ge weren en de daarvoor benoodigde patronen verstrektbehalve leeftocht en geld. Hij verzekerde mij bereid te zijnieder die zich nog langer tegen het Gouvernement bleef verzetten, met de wapenen tot- onderwerping te dwingen. Een bijzonder groot denkbeeld van zijne geestkracht heeft hij mij niet ingeboezemd, maar de invloed van zijnen naam was groot en meer had men van hem niet noodig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 561