55S
bleef achterwege, doch daarom gaat het niet aan er den staf over
te breken. Ze deed wat ze vermocht, en niet wat ze wilde.
Doch laat ik de geschiedenis volgen. Op bladzijde 71 en 72
deel II deelt de schrijver de overgave mede. Wie die andere opper-
officier was, die mij naar het voorstel van den legerkommandant
had moeten opvolgen, zegt de schrijver niet.
Het was de Generaal-majoor E. G. C. Steinmetz, die ook de eerste
expeditie gekommandeerd had. Dat is mij door den kommandant
van het leger zeiven medegedeeld.
Op bladzijde 123 en volgende van deel I zegt de schrijver, dat
de meeningen van het hooge bestuur en van den kommandant van
het leger over het opperbevelhebberschap der le expeditie nog al
uiteen liepen, enz.
Ik durf die mededeeling niet tegenspreken, maar mij is daar
nooit iets van bekend gewordenintegendeel heb ik bij de eerste
berichten van de voorgenomen eerste expeditie altijd en alleen den
Generaal-majoor E. C. C. Steinmetz als kommandant hooren noemen.
Onder de redenen die aanleiding zouden hebben gegeven tot de
te late verzending dier expeditie, werd zelfs het wachten op dien
Generaal officier, die zich aanvankelijk nog met verlof in het moe
derland bevond, genoemd.
Dat er verschil van gevoelen tusschen de regeering en den kom
mandant van het leger heeft bestaan over het kommandeeren der
2c expeditie, is zeker zoo als ik heb aangetoond.
Dat mijn gezondheidstoestand mij zoude belet hebben om verder
het bevel over de expeditionaire troepen tegen Boni te voeren, zooals
op bladzijde 72 gezegd is, komt niet met de waarheid overeen, en
de kommandant van het leger kan dat ook in geene voordracht aan
den Gouverneur-Generaal nedergelegd hebben, daar hij het oog op
mij had om als 2e kommandant de 2e expeditie mede te maken,
hetgeen hij mij reeds vroegeren ook laterbij de overname nog
mededeelde. Wel leed ik aanhoudend aan zoogenaamde Badjoasche
koortsen, doch deed daarbij voortdurend dienst en hield, als ik
daartoe tijd had, de kamer niet langer dan de koorts duurde. Ik
heb mij dan ook niet op mijnen minder gunstigen gezondheidstoe
stand beroepen bij die mededeeling, maar den kommandant van het
leger gezegddat ik weinig roeping gevoelde omna zelf de eerste
expeditie te hebben gekommandeerd, de Bonieren te hebben gesla
gen, de vestiging te hebben daargesteld en lid der Gouvernements
commissie te zijn geweest, dus het moeielijkste te hebben verricht,