563 Of de kommandaut der 2e expeditie zich ook met dat plan even als dat voor den aanval op Sindjaij vereenigd heeftweet ik niet meer, doch het is later niet gevolgd. Ik stelde mij er vast van voor, dat de Bouieren hunne hoofdplaats zonder vechten en tijdig zouden ontruimen, zoodra ze zouden hebben ontwaard, wat het doel der troepen-beweging was. Op die overtuiging en die ter zake der beraamde vermeestering van Sindjaij bekend gesteld, was mijn oordeel gevestigd omtrent de middelen die noodig waren om eene staatkundige beslissing met Boni te verkrijgenzooals ik die vroeger mededeelde. Aanvankelijk werd bij den opmarsch den weg genomen, door mij aangegeven, ten zuiden van Tjiloë, maar daar voorbij, Noordelijk aangehouden, en ten 6 uren kwam men op den grooten weg van Badjoa naar Boni. Daar werd men juist verwacht en deed wat de Bonieren moesten wenschen, want aan die zijde hadden zij zich het meest versterkt. De voorhoede onder majoor Kroesen viel met groote dapperheid Boni op de sterkste zijde aan of pakte, zooals men zich wel eens figuurlijk uitdrukt, den stier bij de hoornen. De volgende troepen onder kapitein van Os werden, nu het ge vecht eens op die wijze was aangevangen, tot zekerheid van de linker flank der aanvallende voorhoede, op Bola Selempa geworpen, waar uit die flank met een levendig geweervuur werd begroet, en zoo werd Bonina korten wederstand, ten tweede male genomen, zoo als de schrijver op bladzijde 130 en volgende van deel II ons in kern achtige taal mededeelt. Wat de reden is geweest van den aanval op die plaats, is mij altijd duister gebleven, en wat de schrijver daarvan op bladzijde 131 zegt, heeft mij, en velen met mij, in het geheel niet bevredigd. Onderzoek bij officieren die deel aan de beweging namenen ook bij anderenheeft mij evenmin voldaan. Bij den een heette het, dat de aanval op die wijze zoude heb ben plaats gehad tegen den wil van den opperbevelhebber en zelfs tegen diens bepaalde bevelen. Bij den anderen wederomdat men er zeker van meende te kun nen zijn, dat Boni niet zoude worden verdedigd en daarom de rich ting noordelijk was aangenomen. Wat daar nu van aan is, weet ik nietmaar moet bij mijn gevoelen blijven volhardendat het zoo al niet zonder dan toch onbetwistbaar met veel minder verlies op de door mij aangegevene wijze zoude zijn te nemen geweest. Nu

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 570