569
Om het verlies der woningen te herstellen, is ieder inlander zijn
eigen architect en voor zooveel noodig ook timmerman.
De materialen, bamboe, rotting en nipa palmblad, waaruit die
voor 3/4 gedeelte meestal bestaan, heeft hij in den regel slechts voor
het halen, of als hij er voor betalen moet, is het luttel.
Met behulp van famielje of buren is hij in weinige dagen weder
behoorlijk onder dak en gedurende dien tijd wort het gemis er van
bijna niet gevoeld. Dit geldt natuurlijk meer voor het kleine volk.
Rijken en voornamen maken van hunne woningen meer werk, hoe
zeer ik in het Bonische mij niet herinneren kan eene enkele van
hout vervaardigde woning te hebben gezien.
De geheele streek, waar de troepen der eerste expeditie geageerd
hebbenwas zoogenaamd kroonland. De daarin gelegen kampoDgs
waren eigendom, of van de koningin zelve, van den rijksbestierder,
of andere groot-waardigheids-bekleeders van Boni, en ik geloof niet,
dat daarop eene uitzondering was. Al die rijksgrooten hadden zich
daadwerkelijk en gewapenderhand tegen de wapenen van het Ne-
derlandsch Indische Gouvernement verzet, en wel verre van blijken
van onderwerping te geven, bleven zij daarin volharden en werden
de troepen, voordat Boni genomen was, uit iedere kampong waar
ze zich vertoonden, zelfs uit ieder huismet geweerschoten ontvangen.
Ook zelfs na het verslaan hunner krijgsmacht en het nemen van
Boni, geen zweem van onderwerping. Integendeel; uit vrees dat
het kleine volk daartoe zoude overhellen, was elke gemeenschap met
de troepen op doodstraf verboden.
Moesten onder die omstandigheden, en ieder officier der le ex
peditie weet dat zoo de toestand was, die weerspannigen niet door
de bestraffende hand van het Nederlandsch Indische Gouvernement
getroffen wordenzoo als bij de proclamatie van oorlogsverklaring
aan Boni was bekend gesteld Of was dat slechts eene bedreiging
Maar dan had men mij dat moeten bekend maken. Dat onder die
tuchtiging onschuldigen zullen geleden hebben, en zelfs velenzoo als
de schrijver op bladzijde 349 deel I doet uitkomenwie zal dat tegen
spreken
Maar is dat niet eveneens en nog in veel hoogere mate het geval
in de oorlogen die beschaafde volken met elkander voeren? Hier
ten minste wist men, dat schier elke kampongbewoner, in staat
om de wapenen te dragen, in de geleverde gevechten tegen ons
over had ggstaan en dus aan verzet schuldig was.
Daarover leze met bladzijde 348, tweede zinsnede, deel I.