572 werd op den 18<len Februari, des avonds ongeveer 101/,, uren,in brand gestoken, toen zich geen mensch van de expeditie meer buiten de voorposten bevond, buiten wier kring het lag. Dadelijk is naar de oorzaak een gestreng onderzoek ingesteld, maar de dader was niet te vinden. Hier moet kwaadwilligheid in het spel geweest zijn, misschien in de stille hoop, dat de brand tot het bivouak en de nog gespaard gebleven woningen, die allen benut werden, zoude overslaan, dat ook zeker zoude zijn geschiedals de wind daartoe gunstiger geweest was. Men zal zich herinneren dat in den morgen van den leende Generaal Steinmetz, geheel alleen en ongewapend, naar het smeulende vuur van dien kampong was gaan zien, bevreesd zoo als hij was, dat het misschien nog gevaarlijk voor het bivouak zoude kunnen worden, en van daar gewond terug kwam. Is daarna in dien kampong nog iets verbrand, dan moet dat eigenmachtig zijn geschied, doch ik geloof het niet en heb er op dien dag ook niets van kunnen zien, hoewel het zaak voor mij was, de oogen toen goed open en zoo wat overal te hebben, want het liep druk genoeg (zie bladzijde 261 en 262 deel I.) De schrijver doet mij op bladzijde 262 de Luitenant-kolonel Keilerman terugroepen, eene opgave die mij vroeger ontgaan is. Dat is onjuist. Die hoofdofficier had van den kommandant der expeditie in per soon last ontvangen om met het 14e Bataillon zonder bepakking, de sectie houwitsers der 3 batterij, twee pelotons kavallerie, d°e kompagnie sappeurs en 400 met lansen gewapende koelies uit te 0 rukken, tot het wegkappen der mais-struikenover eene breedte van 600 pasin de richting van het bivouaknaar Boni. De kapi tein Steek was hem daarbij toegevoegd. Het wegkappen stond onder het toezicht van den chef der expeditionaire genie. Ik heb hem niet terug geroepen, maar nemtoen ik aan het vuren hoorde dat hij m gevecht was gewikkeld, 2 kompagniën van het 3e Bataillon In fanterie, daartoe gereed gehouden, en eene van het 10e toegezonden, en de overige troepen zich tot uitrukken doen gereed maken. Had ik hem doen terugroepen, dan was dat alles onnoodig ge weest hij was sterk genoeg om te retireerenzonder daarbij iets te vieezen te hebben. Uit het journaal blijkt daar ook niets van en dat is door den kapitein Bijl de Vroe altijd zeer gedetailleerd en nauw keurig ingeschreven. Ivellerman kwam uit eigen beweging terug, toen er voor dien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 579