577
leger zijnde, ook nog daardoor op dien der le zeer veel voor had.
Ieder officier zal dat begrijpen.
Zeker is het, dat de kommandaut der eerste expeditie geen troe
pen-aanvoerder was, ofschoon het legerkommando, dat hem ook het
bevel over de 2° expeditie had wenschen op te dragen, daarover
anders schijnt te hebben gedacht.
Bij de le was het politiek beleid aan een hooggeplaatst ambte
naar en het militair aan een Generaal officier opgedragen. Beiden
waren, ieder op zijn gebied, bijna onafhankelijk van elkander, en
dat werkte te minder gunstig, omdat de sympathie tusschen die
beide autoriteiten niet bijzonder groot was; veeleer het tegen
deel.
Later kwam daarin door den dood van den commissaris wel ver
andering, doch zoo als reeds is gezegd, toen kwam de beslissende
stem m de politieke aangelegenheden aan den Gouverneur Schaap.
Bij de 2e expeditie daarentegen was die van den aanvang aan
reeds toegekend aan den kommandaut derzelve.
De le vertrok meer dan twee maanden te laat van Java, hoewel
de wisseling der moessons in de golf van Boni bekend was, in ieder
geval bekend moest zijn.
De troepen brachten ten gevolge allerlei vertragingen buiten haar
toedoen, de onderhandelingen er onder gerekend, toen circa nog
eene maand aan boord door. Op ieder schip bevonden zich gemid
deld van 350 tot 400 personen, met de inlandsche roeiers, officiers
bedienden, marketentsters, équipage enz. pr onder begrepen, en voor
de helft was nauwelijks voldoende ruimte aanwezig. De voeding
was goed, maar gelegenheid tot de zoo noodzakelijke reiniging in
een tropisch klimaat en tot beweging ontbrak bijna geheel"ter
wijl de lucht in het tusschendeks, bij onvoldoende ventilatie vooral
als het regende, in den latereii tijd als verpest was. Voor hoeveel
ziekte hierdoor de kiem gelegd is, begrijpt men gereedelijk.
Ook die maand verblijf aan boord, buiten den tijd voor de over
vaart benoodigdwas voor de oorlogs-operatiën verloren. Had de
eerste expeditie 2 of 2V2 maand vroeger voor Badjoa kunnen ver
schijnendan zoude ook het mais-gewas nog niet die ontwikkeling
hebben veikregen, die het later had, en dan ook geene bezwaren
tegen den opmarsch hebben opgeleverd.
Voor hen die over dat bezwaar ligt denken, er misschien wel de
schouders over ophalen, moge gezegd zijn, dat het wel een zeer
ernstig bezwaar was, waarmede rekening moest gehouden worden,
25