58] De kommandant der le Expeditie, werd niet genoemd. De kommandant der 2e, reeds ridder der Militaire Willemsorde 3e kl., werd bevorderd tot kommandeur dier orde; aan mij werd de Nederlandsche Leeuw geschonken. Waaraan ik het virtus nobilitat te danken had, weet ik niet. Van burgerlijke verdienste of burgerdeugd kon bij de le expeditie uit den aard der zaak toch wel geen spraak zijn. Hoezeer ik voor die hooge onderscheiding niet onverschillig was, ware mij eeue militaire belooning, ook eene eervolle melding toch aangenamer geweest, vooral om den aard van het verrichte, en ik dacht dat daar misschien wel termen voor zouden te vinden geweest zijn, naar artikel 2 van de statuten der Willemsorde, in de gele verde gevechten op den ]2(len en 28>ten Februari. Aan de D Expeditie werden toegekend 193 militaire onderschei dingen, bevorderingen bij de Willemsorde en eervolle meldingen er onder begrepenzijnde ly9^ per doode of gekwetste. De 2e expeditie bekwam er 125 of 417/S7 per doode en gekwetste, dus meer dan het dubbele. Ik weet wel, dat dit geen maatstaf is of zijn mag, maar het wordt dan ook alleen opgegeven als punt van vergelijking en om dat het soms tot het besluit zoude kunnen leidendat of bij de eerste expeditie de verdienste van velen is miskend, of dat er bij de tweede meer en met meer moed en beleid gestreden is. De be voegde lezer moge daarover oordeelen. Tot het einde der taak die ik mij zeiven stelde genaderd, wensch ik aan den bevoegden en onpartijdigen lezer eveneens het oordeel over te latendat mij door mijn partijdig standpunt niet toekomt, of ik juist zag, toen ik eene tweede expeditie niet noodig achtte, maar de overtuiging had, dat het verkrijgen van eene staatkundige beslissing met Boni eer was een werk van tijd en geduld met het be nutten der beschikbare middelen van bedwang, dan Van nieuwe krachtsinspanning, en of in verband daarmede de gevechten te Sin- djaij en Boni hadden kunnen worden vermedenalthans grootendeels, en daaruit zoude blijken dat die beslissing eveneens te verkrijgen zoude zijn geweest op de door mij voorgestelde wijze, namelijk door toe zending van een goed Bataillon van Java in verwisseling van een door ziekte uitgeput en voor verderen dienst te velde ongeschikt. Eveneens moet ik het oordeel aan den lezer overlaten of, zoo als wel eens gezegd wordt, de schrijver der geschiedenis van de beide

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 588