582
Bonische expedition, aanbidder van het succes, twee nog al uiteen loopen-
de maten gebruikt om beiden te meten, en aan de tweede on verdeelden
lof toezwaait over alles wat daarbij verricht werd (zie einde deel II)
en de eerste niet altijd recht laat wedervaren, omdat hij niet voldoende
rekening houdt met de haar gegeveue bevelen en het zoo groote
verschil van tal van omstandigheden, waaronder beide plaats vonden.
Als ook dat de tweede zeer veel aan de eerste te danken had
die voor haar de Bonische krijgsmacht versloegzoo als door den
kommandant der laatste volmondig is erkend, toen hij bij terugkeer
te Batavia door de gezamenlijke hoofdofficieren werd gecomplimenteerd
met de behaalde overwinningen op krijgs- en staatkundig gebied.
Als overigens eene nauwkeurige beschrijving van feiten en ge
beurtenissen een vereischte der geschiedenis blijft, dau ik heb het
aangetoond, kan aan het eerste deel van kapitein Perelaers werk
niet veel geschiedkundige waarde toegekend worden. Het zoude niet
moeielijk zijn op meerdere onjuistheden te wijzen. Ik heb dat. na
gelaten, omdat ze mij voorkwamen voor de werkelijke geschiedenis
van weinige of geene waarde te zijn.
Het geheele werk is eene vurige pleitrede voor de belangen van
het leger, zij het dan ook niet zonder overdrijving of humbug, en
verdient de lezing wel.
Op mij heeft het den indruk gemaakt, alsof het streven van den
schrijver meer de strekking had om effect op het hart dan op het
hoofd te maken, met andere woorden, door dikwerf overdreven en
hartstochtelijke schrijfwijze meer op het gevoel dan op het ver
stand, onbevangen oordeel en de overtuiging zijner lezers te werken.
Aan hen onder mijne lezers, die van oordeel mochten zijn, dat ik
ten opzichte van stijl en taal beneden het behandelde onderwerp geble
ven ben, en gaarne leg ik mij daarbij neer, moge herinnerd worden,
dat mij de pen als het ware opgedrongen is; dat ik schreef in het
belang van waarheid en recht tot eigen verdediging en tot verdedi
ging eener expeditie die zwaar beproefd is en waarvan de bewezen
gewichtige diensten niet algemeen erkenning hebben gevonden. Voor
zeker zoude ik er anders ver de voorkeur aan hebben gegeven om,
zoo als ik reeds vroeger zeide, het stilzwijgen te bewaren. Ik weet
maar al te goeddat het niet ieders werk is om voor het publiek
als schrijver op te treden.
Voor de vele misstellingen en fouten bied ik den lezer mijne