583 verontschuldiging aan. Door eene langdurige en ernstige oogziekte gekweld, die mij het lezen en schrijven soms zeer moeielijk maakt, ver van de pers en nog verder van de redactie van het tijdschrift, die ik dank voor de welwillende plaatsing schuldig ben, was ik ook door de zeldzame gelegenheid tot gemeenschap niet bij machte de feilen tijdig te verbeteren, wilde mijne bijdrage niet de actualiteit verliezen. Het minder geleidelijke en niet geregeld opvolgen der bij dragen gelieve men toe te schrijven aan het volgen der geschiedenis. Ik eindig met een beroep op het getuigenis van mijne krijgsmak kers bij de le Bonische expeditie, eveneens in het belang van waar heid en recht. Onder hen die ik noemde, zijn er meerderen, wien even goed de pen als de sabel in de hand pasten die nog veel licht over die expe ditie en wat daarmede in betrekking staat, zouden kunnen verspreiden. Ook onder de niet genoemden zijn er, wier spreken wenschelijk zoude zijn, maar sommige gebeurtenissen, die nog met den sluier der geheimenis omhuld zijn, zullen wel voor altijd bedekt blijven. Padavgden 1 September 1873. WALESON.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 590