589
met een ondoordringbaren sluier te bedekken. Alvorens de grens
over te trekken marcheerden zij reeds voor het centrum der Duitsche
legers; reeds bij de eerste schreden op Pranschen bodem ontmoette
men den vijand te Spicheren, te Weissemburg en te Wörth.
Terstond na den gelukkigen afloop van die veldslagen bevonden
de Duitsche cavalerie-divisiën zich weder voor de legerkorpsen om
den vijand te vervolgen en aanhoudend in aanraking met hem te
blijven. Zij zonden sterke detachementen voor zich uit, die overal
den vijand voortdrevenen trachtten de richting van zijn marsch
en zijne nieuwe stellingen te verkennen. Als deze detachementen
niets ontmoetten, zonden zij op grooten afstand patrouilles, aange
voerd door officieren, uit, met last, tegen eiken prijs, tot in de on
middellijke nabijheid van den vijand vooruit te gaan. In alle rich
tingen waren er van die patrouilles en bijna allen volbrachten hunne
zending met evenveel orde als vastberadenheid. Zij verspreidden de
vrees voor de Pruisen op verscheidene mijlen voor de werkelijke
voorhoede van de legerkorpsenzij kwamen steden gelijk Nancy
binnenzonder den minsten tegenstand te ontmoetenen zoo van tijd
tot tijd een dezer patrouilles, op geheele dagmarschen van de cavalerie-
divisiën verwijderd, gevangen genomen of gedood werd, kwamen er
altijd een of twee ruiters met inlichtingen terugdat was alwat
men wilde. Men weet hoe de uhlanen de Pransche bevolking met
schrik sloegen. Sinds de huzaren van Prederik den Groote had geen
ruitertroep zich zooveel naam bij den vijand gemaakt, en de Pran-
schen duidden al de spitsen van de voorhoede der Pruisische cavalerie
met den naam van uhlanen aanal bestonden zij ook uit dragonders
of huzaren. Deze kleine detachementen deden op groote afstanden
requisities en fourrageeringenvernielden de magazijnen maakten de
wegen en spoorbanen onbruikbaar, sneden de telegraafdraden door
en maakten de Pranschen ongerust omtrent hunne gemeenschapslijnen.
Daarentegen speelde de vijandelijke cavalerie eene bij uitstek lijde
lijke rol. De Pransche opperbevelhebber scheen het gebruik van de
ruiterij niet te begrijpen op gelijke manier als de Duitschers; mis
schien ook had de Pransche cavaleriehare minderheid tegenover de
Duitsche gevoelende, weinig lust zich met haar te meten.
Maar als het er toe kwamtoonde zij op verre na niet de stout
heid en den waaglustigen geest van hare tegenpartij. Misschien
was dit de uitwerking van de nederlagenreeds in den aanvang van
den oorlog geleden te Wörth en te Spicheren.
Deze wijze van handelen der Duitsche cavalerie verzekerde de rust