598 De uniform dient net, doelmatig, zelfs aanlokkelijk te wezen; de man moet er trotseh op zijn die te mogen dragen het moet hem een eer zijn, welke den minderen militair terughoudt van onordelijk gedrag. Met slechts een paar woorden zal ik aangeven hoedanig de groote tenue zou kunnen wezen ook van officieren wat kleuren betreft, distinctief blijft hetzelfde. Attilla model gelijk aan die der Nederlandsche kavallerie, van donkerblauwengoed geverfden stof; garneersel, uitmonsteringen versiersel, zal voor de verschillende wapens zijn: Staf. Purper. Infanterie. Groen. Artillerie. Ponceau. Kavallerie. Karmozijn. Genie-mineurs. Bruin. Geneeskundige dienst. Zwart. Administratie. Lichtblauw. Muziekanten, tamboers, j hoornblazers, trom-> Geel. pelters. J Hospitaal-personeel en handlangers. Yoor allen grijze pantalons; kepi met garneersel gelijk bij het Bransche leger in gebruik, tegen zonneschijn of regen te voorzien met een grijslinnen kap, die een weinig over den nek reikt. Het spreekt van zelf dat de voorschreven uniform ook geldig is voor het Indische leger en gedurende den dienst in Nederland ver warmende kleedingstukken moeten verstrekt worden. Javanen, Madureezen, Poegineezen en andere inlandsche militairen zullen ongetwijfeld beter gekleed zijn, indien hun uniform overeen komstig met die van het Turksche leger of de zouaven is. Laat ons nu aannemen dat de sterkte van de brigade, steeds kompleet te houden, bedraagt 5500 manschappen, van welke jaar lijks een contingent van 1500 a, 2000 naar de koloniën vertrekt; dan zullen waarschijnlijk na verloop van zes jaren na aftrek van over ledenen afgekeurden en degenen die om de eene of andere reden den dienst voor ommekomst van het verband moesten verlaten of ver wijderd worden, ongeveer 7500 a 10000 Europeesche mindere mili tairen, herkomstig van de brigade, in de koloniën aanwezig zijn en steeds geleidelijk voltallig kunnen gehouden worden, terwijl Neder land eene flinke brigade vrijwilligers van 5500 man ter beschikking

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 605