602 terie betreffende, ten einde daarna op deze basis geleidelijk te kunnen over gaan tot eene wenschelijke reorganisatie bij de andere wapens en diensten. Een hoofdgebrek bij de samenstelling van het Nederlandsch-Indi- sche leger is niet alléén dat er eene behoorlijke verhouding en eenig verband gemist wordt tusschen de verschillende wapens, maar voor namelijk dat van de infanterie-korpsenbijna op zich zeiven staandeer geene twee bataillons te vinden zijn, waarbij dienstregeling, instructie, maatregelen van huishoudelijken aardwijze van straffendezelfde zijn; dit geeft eene onregelmatigheid, welke op een goed geheel eenen nadeeligen invloed moet uitoefenen. Ook bestaat tusschen de verschillende rangen volstrekt geene verhouding, terwijl bovendien nog de infanterie als hoofdwapen geen eigen chef bezit, gelijk zulks het geval is bij alle legers en ook bij de andere wapens hier te lande; niemand dus, die onmiddelijk voor hare belangen optreedt en een wakend oog houdt op eene hoognoodige regelmatigheid en orde. Wat de veld-bataillons aangaatdiende dezen eene sterkte gegeven te worden van vier kompagniën, welke ten allen tijde elk 50 bajonnetten moeten tellen. Het bataillon zal worden gekommandeerd door een majoor en de betrekking van adjudant steeds bekleed worden door een der oud ste le luitenants; dikwijls benoemt men tot deze en andere speciale betrekkingen pas aangestelde officieren die de noodige ervaring missen en niet genoegzaam moreel overwicht bezitten over hunne collega's, van welke velen zelfs aan hunne leiding worden toevertrouwd. De le kompagniën zullen bestaan uit Europeeanende overige uit Afrikanen of inlanders; acht men het noodig, dan kunnen eenige bataillons geheel uit Europeeanen worden samengesteld. Twee bataillons maken het regiment uit onder een luitenant-kolonel, wien een kapitein-adjudant zal worden toegevoegd; alle bataillons zullen een vaandel hebben; de indeeling blijft overigens zonder verandering, maar het zal nuttig zijn de vooruitzichten der korporaals-tamboers, hoornblazers, kleer- en schoenmakers te verbeteren door over de geheele infanterie een vierde hunner bij bekwaamheid en goed gedrag tot sergeant te bevorderen; ook het aanzien der onder-officieren, vooral van de ser geanten-majoorsdient noodwendig verhoogd te worden door meer overeenkomstig hun graad in soldijkleeding en logies verbetering te brengen. Wat de vooruitzichten van de inlandsche en Afrikaansche sergeanten betreftis het meer dan wenschelijk dat ook daarin worde voorzien; b. v. zoo per kompagnie een hunner tot sergeant le klasse kan aangesteld worden en in kleeding, traktement, voeding, logies en pensioen gelijk worden gesteld met den Europeeschen onder-officier

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 609