609
de bloedige worstelingen van Eorny, Mars-la-Tour en Gravelotte bijge
woond beiden zijn in Metz opgesloten geweest en verhalen met ontroe
ring de gebeurtenissen, waarvan zij de getuigen waren. Het eene der
twee verhalen ruimt meer plaats in aan het episodieke en schilderachtige;
het geeft ons dag aan dag en bijna uur aan uur de inwendige kroniek van
het beleg. Het andere boek is meer krijgskundig en behelst over de ver
schillende gebeurtenissen van dezen veldtocht oordeelvellingendie men
bestrijden moge, maar die men niet onopgemerkt mag laten voorbijgaan.
Het werk van den doctor Quesnoy gaat vergezeld van eene zeer
goede kaart der omstreken van Metz met aanwijzing van de Duitsche
insluitingsliniën en van de voornaamste gevechtendie om deze stad
zijn geleverd geworden. Het werk van den heer V. D. bevat niet
minder dan twaalf slag-plannen, waarvan het eerste ons de stelling
der oorlogvoerende legers aan de grens geeft, op den 31en Juli, en
het laatste den stand der bresbatterijèn voor de poort van Pierres
te Straatsburg. Wij hebben er ook eene uitmuntende schets van de
om Metz door de genie der twee legers uitgevoerde werken in op
gemerkt. Al die plannen en diagrammen (schetsen)met zorg op
gemaakt, zouden alleen reeds voldoende zijn om aan het boek van
den heer Y. D. eene onbetwistbare geschiedkundige en krijgskundige
waarde toe te kennen. De lezing van het werk rechtvaardigt overi
gens ten volle deze eerste waardeering. Het verhaal is nauwkeurig,
stipt en de nauwkeurigheid gaat nimmer zoo ver, gelijk maar al te
dikwijls gebeurt in boeken, door krijgskundigen van beroep geschre
ven dat het geheel verdronken wordt in een overvloed van bijzon
derheden; alles is er duidelijk en in behoorlijke verhouding, en de
beschrijvingen van de veldslagen kunnen begrepen worden zonder
inspanning, zelfs door hen, die nooit staf-studiën hebben gemaakt.
Toch is het boek niet koudintegendeelmisschien is het te hartstoch
telijk, en het valt niet altijd den onpartijdigen lezer gemakkelijk den
schrijver te volgen in zijne hevige verontwaardiging tegen de barbaarsch-
heid van den vijand, die, helaas! slechts de barbaarschheid van den
oorlog is. Maar alle volken zijn nu eenmaal zoo. Ieder hunner houdt
zijne eigene overwinningen voor even gewettigd als die van den
tegenstander hem verfoeilijk toeschijnen, en alleen de Te Deum's,
die men te huis zingt, schijnen hun toe Gode welgevallig te zijn.
Deze vooringenomenheid belet den heer Y. D. niet onbewimpeld de ge
breken in organisatie en onderricht te bekennendie bijgedragen hebben
tot de rampen van het Pransche leger, en niet minder openhartig, ofschoon
met zekere beperkingde meerderheid van de wederpartij te erkennen.