619
goed geplaatst om nauwkeurig ingelicht te zijn maar die de waarheid
wetende, niet altijd goed gevonden hebben ze te zeggen, of ze ten
minste niet geheel gezegd hebben met groote omzichtigheid gelezen
worden, en de geschiedschrijver, die ze raadpleegt, moet tusschen de
regels weten te lezen; wat men er niet in vindtis dikwijls leerrijker
dan wat men er wel in vindt. Men is ook verbaasd er soms vreemde
vergissingen in aan te treffen.
Zoo plaatst de generaal de Wimpffen, in zijn boekop den vierden
Augustusdat is te zeggen op denzelfden dag als dien van het ge
vecht bij Weissenburg, het treffen bij Spicheren dat, gelijk iedereen
weet, den zesden Augustus heeft plaats gegrepen, te gelijk met den
slag bij Worth. Hoe zulk eene verwarring van dagteekeningen heeft
kunnen sluipen in een verhaalgeschreven door eene zoo bevoegde pen,
nemen wij niet op ons te verklaren. De meest waarschijnlijke onder
stelling is, dat de generaal de Wimpffen, ongeduldig zich te verde
digen tegen de beschuldigingen, waarvan hij het voorwerp was, weinig
zorg gedragen heeft voor dat gedeelte van zijn boekwaarin zijn goede
naam niet rechtstreeks in het spel was. Ongelukkig is deze achte
loosheid niet de eenige, want in zijn verhaal van den slag bij Sedan
spreekt de generaal de Wimpffen steeds van een derde Duitsch leger,
dat hij de narmee van den Koning'" noemten dat nooit bestaan heeft
dan in de verbeelding van den geachten generaal. (Is dit wel juist?
Men had 1<> het leger van den Pruisischen kroonprins, 2° dat van
den Saksischen kroonprins, 3° dat van den Pruisischen koning. Ik
meen zelfs gelezen te hebben dat er vier legers van Metz naar Parijs
oprukten, terwijl Prederik Karei voor Metz bleef).
Hoe zouden deze dwalingen omtrent feiten zoo gemakkelijk te ont
dekken, den lezer niet een rechtmatig wantrouwen inboezemen om
trent andere mededeelingendie hij niet in staat is te toetsen?
Men vindt dikwerf, zonderling genoeg, meer nauwkeurigheid in ver
halen, waarvan de schrijvers geen generaals zijn maar eenvoudige staf
officieren, beter geplaatst dan hunne bevelvoerders om verslag te geven
van de dingen, die zij gezien hebben, zonder eenige eigenliefde tus
schen beide te doen komen. Zij zijn dit laat zich begrijpen j
niet ten eeueinale hartstochteloos dus ook niet strikt onpartijdig, maar
zij zijn ten minste belangeloos, en dat is genoeg om zeker vertrou
wen te doen schenken.
Betrouwbaarder nog, omdat zij minder beneveld zijn, zijn de oor
deelvellingen van den krijgskundigen schrijver die, na de gebeurtenis
en met behulp van gestaafde berichten, de geschiedenis van deze groot-