621 en de voortreffelijke kaarten van het oorlogstooneel zijn met eene nauwkeurigheid bewerkt, die men zelden in Pransche geschriften aan treft, en vooral de laatsten zijn van eene juistheid, aanschouwelijkheid en uitvoerigheid, dat zij het zelfs den leek mooglijk maken de krijgs verrichtingen te begrij-pen en te beoordeelen. De beschrijving van de afzonderlijke bestanddeelen van Mac-Mahon's legerhunne samenstellingde gebreken der verpleging en wapening, de slapheid der tucht, de oorzaken van den toestand van dit leger dit alles wordt door den schrijver hartstochteloos maar des te over tuigender voorgesteld; evenzeer verwijderd van chauvinisme als van bijtende aanmerkingen en ook den vijand recht doende wedervaren. De meesterlijke schildering van de plaats gehad hebbende gevechten, de waardige, ernstige, onpartijdige en toch vaderlandslievende toon (is hij dan een Franschman? ik meende, dat hij uit Wallachije is) en zekere ridderlijke ademdie het geheele boek doorwaaitdoen slechts betreuren, dat Vorst Bibesco niet in de gelegenheid was de geschie denis van den geheelen veldtocht te schrijven (1). De gevolgtrekkiug, die zich aan iederén lezenden denker opdringt, is, dat de Fransche ministers en legeraanvoerders niet naar de eischen van den toestand mochten handelenzij moesten veeleer steeds rekening houden met de straatpolitiek van het grauw, welks vuile bladen zich als de hoogepriesters van de openbare meening opwierpen. Men beklaagde eens de Oostenrijksche generaals, die door den hofkrijgsraad, van uit Weenen, onder voogdij werden gesteld. Hoeveel beklagenswaardiger schijnen ons hier de Keizer en Mac-Mahon toedie niet handelen kon den naar krijgsregelen, maar naar de inzichten van de radicalen op de boulevards van Parijs, die niet ophielden te schreeuwen: A Berlin en van de advocaten in de Kamer, die naar eene ramp verlangden om op de puinhoopen van het vaderland tot macht te geraken. En daar het kwade voortschrijdend slechts het kwade kan verwekkenwas de aan den Keizer en Mac-Mahon van den ministerraad uitgegane eisch naar Metz te trekken de grondslag voor de Commune en hare gru welen." Hoor en wederhoor. De Revue politique et litteraire laat zich over Bibesco's werk aldus uit Forsan et haec olim meminisse juvabit. Misschien zullen de herin- i1) Vorst Bibesco werd na Sedan krijgsgevangene in Koblentz, waar hij onvermoeid ■werkzaam was om zijn lotgenooten in het ongeluk bij te staan; hem en zijn persoon lijken invloed dankten, onder anderen, d'Azincourt, prefekt van La Cöte d'Or, en Marcotte, overste der douaniers, de vrijheid, en Valenten, prefekt van Straatsburg, verzachting zijner gevangenschap.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 628