623 Wat andere bekentenissen nog! Zoo telegrafeerde Napoleon, den zevenden Augustus, aan den generaal Douay: //Werp, zoo gij kunt, eene divisie in Straatsburgen dek Belfort, //met de twee andere." Met de twee andereDit zou moeilijk geweest zijnwant de gene raal had er slechts ééne. //Watvraagt de schrijver zich af, //had men er den Keizer onkundig van gelatendat van de drie divisiën van het zevende korps eéne te Reichshofen stond, dat de andere nog geformeerd werd te Lyon, en dat de generaal Douay slechts over ééne divisie beschikte? Hoe dat te verklaren?" Wel, men had eveneens hem, en aan het geheele land immers ookv wel gezegddat men vijfmalen gereed was. Men wilde hem aangenaam zijn en zijn slaap door geene enkele ongerustheid storen. Eveneens was hij er onkundig van, dat geene enkele der grensvestingen gereed was voor tegenstand. Eveneens was hij er onkundig van dat dertig duizend naaldgeweren zonder naald warenwat het vertrek van vijf bataillons acht dagen vertraagde. Waarvan was hij niet onkundig? De heer Thiers en de generaal Trochu hadden te vergeefs geprotesteerd. De Keizer wilde den oorlog, of juister, in zijne omgeving wilde men den oorlog. (Neengeheel Prankrijk wilde den oorlog. Men herleze eens de Pransche organen van Juli 1870; men doorbladere Vlllustra- tionmen herinnere zich de drift van Gambetta tegen Emile Ollivier, omdat deze na den troonsafstand van Hohenzollern den vrede voor gered hield, en het vroegere geschrijf van Prévost-Paradolvan Ro- chefort, enz. Ik verfoei Napoleon III, maar daarom wensch ik hem toch niet alleen de schuld van de oorlogsverklaring, of liever van de oorlogzuchtige gezindheid, te doen dragen. G.) De oorlog werd ver klaard. Arm Prankrijkhet was noch gereednoch gewapenden Duitschland wachtte onbeweeglijk achter zijne vestingen (Arme Pran- schenwanneer zult gij genezen van uwe ijdelheiduwe verblinding, uwe drooraen van militair overwicht, uwen waan, dat Europa u be wondert, omdat uw leger de Commune heeft overwonnen, en dat de tachtigduizend man, die voor den Sjach van Perzië paradeerden, over winningen moeten behalengelijk die van den eersten Napoleon G.) Het staat nu den schrijver vrij de vreemde stelling vol te houden, dat de geschiedenis misschien" streng zal zijn tegen het toenmalige gouvernement, maar dat zij zeker" de tegenstanders van het bewind zal veroordeelen om de ongezonde leerstellingendie zij op het spreek gestoelte of in de pers verkondigden. Het staat hem vrijmet dit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 630