65 door krijgsraden te doen beslissenzonder hooger beroepzonder vorm van proces. De redenen, die tot die voorstellen hebben geleid, zijn velerlei. In den laatsten tijd is men er op uit geweest, de werkzaamheden van het Indisch Hoog Gerechtshof, waarvan het Hoog Militair Ge rechtshof eigenlijk een onderdeel is, te verminderen. Aan dat streven is reeds veel opgeofferd. Ook voor militaire zaken is men er op bedacht en men maakt met de moeielijkste een aanvang. Ziedaar het streven der rechtsgeleerde autoriteiten. De militaire hebben zich gereedelijk daarbij aangesloten. Het is onmiskenbaardat de reclames den dienst soms zeer be- moeielijken. Naar de bestaande regeling vergunnen zij elk militair, zich, wanneer hij goeddunkt, naar de hoofdplaats van het gewest, en zelfs naar Batavia te doen transporteeren. Maanden en zelfs jaren is men van de diensten der reclamanten verstoken daar waar men die noodig heeft Het schadelijke hiervan is licht begrij pelijk ook de kostbaarheid er vanwant op onder-officieren en sol daten is men niet gewoon, en terecht, de kosten te verhalen. Voeg daarbijdat de militaire autoriteiten nu eenmaal overtuigd zijndat het reclameeren voor den rechter de krijgstucht verslapten het zal duidelijk zijndat zij gereedelijk tot iederen maatregel medewerken, waarvan zij vermindering van het getal gerechtelijke reclames ver wachten. En de regeering, die toch door het voorschrift van het regeerings- reglement zich gebonden moest achtenvan deze mag men het blijkt nu niet verwachten, dat zij de bestaande regeling, die naast veel kwaads ook veel goeds heeft, zal instandhouden of door een betere vervangen. Wel verandering, maar min kostbaar. Ongelukkig snoeit men niet alleenmaar gaat men eenvoudig aan het kappen. En gelijk iedere boom daar niet beter op Wordtzoo ook de rechtsbedeeling. Eenige algemeene beschouwingen vooraf. III. De militair moet eene krijgstuchtelijke straf ondergaan hebben, alvorens te mogen verzoekendat omtrent hare rechtvaardigheid door den rechter worde uitspraak gedaan. Schrijver dezes herinnert zich, dat in 1868 of 1869 van éénen post uit het Palembangsche in ééne maand twee en twintig gerechtelijke reclames inkwamen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 72