Bij hem bestaat dus eene hoofdreden minder, om die hoogere beslissing in te roepen. Een gewoon burger, door den lageren rech ter veroordeeld, en zich wendende tot den hoogeren, doet dat bijna altijd om van straf vrij te komenalthans die te zien verminderen Die drijfveer heeft de militair niet, wanneer hij //voor den krijgs raad wil". Reclameert hij, dan is dat eene opwelling van zijn beleedigd rechtsgevoel. Hij wil niet bekend staan, als ongunstige antecedenten te hebben, hem is in de omschrijving der feiten, die tot de betraf- fing aanleiding gaven, onrecht gedaan, of die feiten zijn zoo voor gesteld, dat het hem in zijne eer krenkt. Louter edele drijfveeren dus. Een enkele moge door een geest van tegenwerken bezield zijn over het algemeen is dit niet het geval. Daar mogen er zijn, die aldus een ander garnizoen verlangen te krijgen deze drijfveer is gemakkelijk geneutraliseerddoor hen na de reclame weder dezelfde plaatsing te geven. En wanneer al eens zulke wenschen ongeoorloofd in het spel zijn dan nog heb ik vaak gezien, dat die reclames hare gunstige zijde hadden, doordien zij het uitgangspunt waren van onderzoekingen door de militaire auto riteiten, die anders misschien nimmer met de waarheid waren bekend geraakt. Wel verre dus van in de reclames een bewijs te zien van demoraliseering, ontwaarde ik vaak een mannelijken geestdie daaruit sprak. Soldaten zijn geen slaven IV. Het recht van disciplinaire bestraffing is zeer ruim. Van ieder mindere o. a. kan onder de rubriek //omschrijving der reden" worden gezegd, al wat de bestraffer goedvindt. In onder scheiding met die van alle andere rechters, worden de disciplinaire bestraffingen uitgevoerdook al gevoelt de gestrafte zich daarover bezwaard. En nu zijn er nog liedendie gaarne aan al deze voor rechten dat van onfeilbaarheid zouden willen gepaard zien Zij begrijpen nietdat de krijgstucht niet alleen bestaat in ge hoorzaamheid en eerbied van de zijde der minderenmaar nog veel meer in rechtvaardigheid en menschelijkheid van die der meerderen* De krijgstucht dient om het leger te doen beantwoorden aan zijne bestemming, het schild des staats te zijn. 66 Verzwaard mag zij naar den regel niet worden. Slechts dan, wanneer ook 'de officier van justitie of de procureur-generaal appel hebben aangeteekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 73