71
Op Ultimo December 1871 was de organieke formatie van het
leger, waarin, zoo als vroeger vermeld is, onder anderen de niet op
gerichte korpsen pradjoerits begrepen zijn; 1426 officieren en 28293.
onderofficieren en manschappen, waaronder respectivelijk 100 en 16755
inlanders.
Intrekking van kleine militaire bezettingen in mindering der vast
gestelde legerformatie had in 1871 plaats te Tanara (Bantam) en te
Gorontalo (Menado). In April 1S72 werd besloten tot intrekking
van een drietal posten in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo,
namelijk te KahaijanPelarang (Ivoetei) en Tabanio. Een gedeelte
der hierdoor beschikbaar komende troepen werden echter dienstbaar
gemaakt aan eene wenschelijke vermeerdering van het garnizoen ter
hoofdplaats van dat gewest.
Ook de formatie der troepenmacht in Palembang en Benkoelen
werd in 1872 eenigszins verminderd, bij welke gelegenheid de mili
taire kommandementen van beide gewesten tot één geheel vereenigd
werden.
Aanvulling en verliezen. Gedurende het jaar 1871 werden bij het
Indisch leger in de sterkte gebracht, als zijnde in Nederland ber
noemd, 25 officieren, (waaronder 16 bij de infanterie), terwijl in
Indië 1 burgerpersoon (tot militair apotheker) en 5S onderofficieren
tot officier (bij de andere wapens en diensten) werden aangesteld
van welke laatste 50 van de onderofficiersschool te Meester-Cornelis,
Detacheeringeu (van infanterie en artillerie officieren) van het In
dische leger bij het Nederlandsche en omgekeerd op den voet van
het in 't vorig verslag vermelde Koninklijk besluit van 18 Augustus
1871 No. 10 hadden nog niet plaats, in verband met de door het
Indisch bestuur betoogde wenschelijkheid om die detacheeringen in de
eerste maanden van ieder jaar te doen aanvangen en de omstandig
heid., dat het jaar 1871 reeds te ver verstreken was om nog zoo
tijdig eene opgaaf van tot detacheering genegen officieren uit Iudië
te bekomen, dat daarnaar reeds voor 1872 de detacheering van Ne-
derlandsche officieren te regelen waren. Plet noodige is voorgeschre
ven om dergelijke opgaaf tijdig voor 1873 te ontvangen.
Een paar gevallen van overplaatsing en detacheeriug van het Ne-
derlandsche bij het Indische leger kwamen sedert voor bij den ge
neeskundigen dienst. Overigens was dit (vóór de uitvaardiging van
hooger bedoeld Koninklijk besluit) met een paar officieren der In
fanterie het geval. Terwijl tot dus verre, volgens aanwijzing uit