80
Dronkenschap. De menigvuldige gevallen van dronkenschap, waar
van de strafregisters en de gerechtelijke vonnissen getuigden, de
rapporten welke omtrent gedrag, levenswijze en gezondheidstoestand
van de mindere militairen werden ingediend en hetgeen de komman-
dant van het Leger zelf bij zijne inspectiën in verschillende garni
zoenen waarnam deden de noodzakelijkheid blijken om buitengewone
maatregelen te nemen tot de beteugeling van een kwaad dat diepe
wortels geschoten had en zich zeer had uitgebreid, ten gevolge van
eene onvolkomene naleving en slechte toepassing van reeds van vroe-
geren tijd dagteekenende goede en doelmatige voorschriften.
Het legerbestuur deed in de eerste plaats een beroep op de ernstige
medewerking van elk officier, onderofficier, minder militair, ambte
naar en geestelijke tot het leger behoorende of daaraan verbonden,
om het kwaad met alle middelen te keer te gaan.
Verder werden eenige bepalingen gegeven betreffende het straffen
van degenendie zich aan sterken drank te buiten gingenmet
aanbeveling om daaraan streng de hand te houden, terwijl eindelijk
werd voorgeschreven, dat aan de zoodanigen geene gunsten of voor
rechten van welken aard ook mochten worden geschonken en te kennen
gegeven dat militairen, wier strafregisters blijken droegen dat zij
van af het bekend worden dezer bepalingen voortdurend misbruik
van sterken drank bleven maken, niet zouden worden toegelaten
tot een reëngagement, maar zonder verschooning uit het leger zouden
worden verwijderd.
De goede gevolgen van de getroffen maatregelen zijn niet achter
gebleven. Het aantal gevallen van dronkenschap is aanzienlijk
minder dan vroeger; ook is het jeneververbruik in de cantiues zeer
afgenomen.
Gezamenlijk verzet van militairen. Evenals vroeger kwamen
herhaaldelijk bij het legerbestuur rapporten in, dat de iulands'fche
militairen zich in kleiner of of grooter getal ongewapend en enkele
malen ook gewapend, gezamenlijk en zonder vergunning of voorken
nis van hunne chefs op grooteren of kleineren afstand uit hunne
kwartieren hadden verwijderd.
Daarmede beoogden zij, met zekere ostentatie, hetzij van ontevre
denheid of misnoegen over handelingen van meerderen te doen blijken,
dan wel van dezen wijziging in de dienstregeling of voorrechten te
verkrijgensoms ook om klachten, grieven of verzoeken te gaan in
brengen bij hooger geplaatste militaire autoriteiten en verder in het