HET RECHT VAN RECLAME. De kundige schrijver van den //Gids bij de uitoefening der militaire, rechtspleging", Mr. C. P. Iv. Wiuckel, heeft in de vorige aflevering, van dit tijdschrift een opstel doen plaatsen over //de reclames en de krijgstucht", en daardoor op nieuw een bewijs geleverd van zijne belangstelling in het Indische leger. Volgens mededeeling van den heer W. zou het plan bestaan of reeds goedgekeurd zijnom de krijgsraden voortaan in hoogste res sort te doen beslissen over reclames van militairen tegen opgelegde en ondergane disciplinaire straffen. Dit plan wordt door hem afge keurd; hij zou liever zien dat geene krijgsraden meer kennisnamen van reclames,maar de beslissing deswege uitsluitend toegekend werd aan het Hoog-Militair-Gerechtshof, op het schriftelijk onderzoek en advies van een auditeur-militair. Het is slechts aarzelend, dat wij den redacteur van het militair tijdschrift verzoeken, ons in de gelegenheid te stellen, met eenige beschouwingen tegen die van den heer W. op te treden. Die aar zeling is tweeledigvooreerst kunnen wij ons met den Heer W. noch in rechtskennis, noch in stijl metenten tweede grondt zij zich op de omstandigheid, dat de regeling, door den Heer W. als aanstaande voorgesteld, voor het leger geheim is gebleven, en wij dus zullen moeten spreken over eene regeling, die wij niet ken nen, en waarbij dus eene verkeerde veronderstelling licht moge lijk is. Wij spreken dus min of meer, //in de onbepaalde ruimte", wat voor een niet-publicist nog al moeielijk en gevaarlijk is. Toch meenden wij onze aarzeling te moeten overwinnen, want het kan in ieder geval zijn nut hebben, de reclame-kwestie eens te be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 160