VARIA. Twee leden van het Gouvernement der Nationale Verdediging. De Fransche schrijvers hebben eene geheel eigenaardige, eene ver rassende schildersgave; ieder van hen is een geboren teekenaar. In den regel staat de geringste hunner hooger dan de beroemdste buitenlander (de uitzonderingen daargelaten, zoo als bij ons Mul- tatuliBusken Huet en enkele andere meesters). En de Eran sche schrijvers kennen hunne kracht. Groote portretten te ont werpen is eene hunner eerste liefhebberijenen niet alleen onder de romanschrijvers. Zij munten evenzeer uit in liet schetsen van uiter lijke trekken als in het ontleden van de ziel. De koelzinnige Neder lander moge nu zeggen: //in die geheele manier heerscht de frase, er is te veel kleur in, de waarheid is twijfelachtig"wij laten ons toch boeien, medeslepen, overweldigen. Zoo staan ons allen nog de portretten uit Lamartine's Hisloire der Girondins voor den "eest De nieuwste op dit gebied en hij had in de verschrikkelijke wis- seliug van personen en zaken in 1870 een prachtig veld tot oefening van zijne pen—, is Eulbert Duinonteil, die onlangs een deel Por traits politiques heeft uitgegeven. Nemen wij daaruit Trochu, den ongelukkigsten aller generaals, en Jules Eavre, den ongelukkigsten aller staatsmannen, beiden overbekend wegens hunne leiding van de verdediging van Parijs. Eavre moge geen krijgsman van beroep zijn en daaromvolgens sommigengeene bijzondere vermelding verdie nen in een militair tijdschrift, hij was lid, ja zelfs onder-voorzitter, van het Gouvernement der Nationale Verdediging, en geen man van het vak zal hein de plaats benijdendie wij hem straks zullen inruimen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 361