Sommige onzer lezers zullen dien eisch van grammaticale kennis
wellicht afkeuren, en meenen, dat eene vertaling in het dagelijks in
de kazerne en elders gesproken z. g. laag maleisch zeer voldoende
zou zijn. Toch, o. i.ten onrechte. Evenmin immers, als men Ne-
derlandsche boeken schrijft in het plat- Amsterdamsch of in het
Braibantsch dialekt, evenmin behoort men ook de taalregels van 't
Maleisch te vervvaarloozeu. Doet men ditdan werkt men mede tot
taalbederf in plaats van tot taalkennis.
Het is bekenddat de kennis der Maleische taal onder het Eu-
ropeesch gedeelte van het leger nog zeer veel te wenschen overlaat.
De vertaling der dienstreglementen zal, zoo zij goed geschiedt, dat
gebrek veel kunnen verminderenin het tegenovergesteld geval heeft
zij betrekkelijk weinig nut. Men zal dan, evenals tot nu toe, het
bespottelijkst Hollandsch-maleisch hooren uitkramen. Wanneer zal
er eens eene bekwame hand optredendie ons ook eene vertaling
der voor den inlandschen soldaat noodige dienstvoorschriften in de
Javaausche taal bezorgt? Wij vreezen, dat dit nog lang zal duren^
vooral omdat aan geen aspirant-officier, zelfs aan de akademie te
Breda niet, eenig begrip van het Javaansch wordt geleerd, 't Is eene
vreemde tegenstelling: van elk adspirant-ambtenaarzonder uitzonde
ring, al brengt hij wellicht zijn geheelen diensttijd op Sumatra of
eene andere buitenbezitting door, wordt de kennis der Javaansche
taal geeischtvan geen officier daarentegenhoewel deze zonder
eenigen twijfel gedurende zijn diensttijd met een aantal Javanen in
dienstverhouding zal staanen tal van Javanen bij hunne indienst
treding geen woord Maleisch kennen.
Dit nu daarlatendewij zullen voorloopig al blijde zijn met onze
Maleische reglementen. Is het waar, wat men zegt, dat wij dage
lijks een nieuw reglement op den Inwendigen dienst kunnen ver
wachten, dan is het te hopen, dat ook aan de vertaling daarvan
dadelijk de hand worde geslagen,
Fonds voor Onderofficieren. Naar wij vernemen, is onlangs door
de volgende onderofficieren, te Padang in garnizoen, het verzoek ge
daan, om zoo mogelijk, een fonds op te richten voor de verzorging
van de weduwen en weezen der onderofficieren van het Ned.-Indisch
leger, op soortgelijken voet als sedert lang in Nederland bestaat.
Dit denkbeeld juichen wij zeer toe al wat kan strekken om de
46