De voogdij, door Nederland over Indië uitgeoefend, heeft ook
medegebracht, dat de militaire strafrechtspleging moest overeenkomen
met die, welke in Nederland nog steeds geldt. En zeker is het
karakteristiek, dat van deze slechts dan is afgeweken, wanneer het
geldelijk belang van Nederland dat eischte. Artikel lod der rechts
pleging bij de landmacht moge voorschrijven, dat de auditeur een
rechtsgeleerde behoort te zijn; om der goedkoopheid wille zijn op
Borneo de luitenants, gewestelijke adjudanten, met die betrekking
belast, die voorwaar al zeer onafhankelijk zijn. [s de geest der
wet al, dat er zooveel auditeurs zijn, dat men hun advies binnen
vier dagen ontvange, in Indië is dat door het gering aantal dier
ambtenaren onmogelijk; ook door dien, op één na, de auditie voor
hen slechts bijwerk mag zijn. Schrijft de wet gebiedend voor, dat
het inzamelen van bewijzen in militaire zaken door officieren geschie
de, de kosten, die dit medebracht, hebben gemaakt, dat men het
in Indië thans ook aan onder-officieren mag opdragen personen,
die als zoodanig geenerlei waarborg van kennis aanbieden, die zelfs
niet onder een eed staan, die een verleden kunnen hebben, dat hen
zelfs onbekwaam maakt, in Techten getuigenis af te leggen, lieden
eindelijk, zoo afhankelijk mogelijk [eene krijgstuchtelijke straf is
genoeg om hun hunne positie te doen verliezen], en vcor wier op
treden in het onderzoek van rechtszaken wel niets anders kan sezecd
worden, dan dat het goedkoop is.
de reclames en de krijgstucht.
o O
Lehalve daar waar hetgeen kwaad zou kunnen, op de standplaats van den
auditeur.