101 welk tot eene verovering onzer koloniën afgezonden kan worden, wel zeer beperkt blijven, vooral omdat tot dusverre in hare nabijheid geene inrichtiugen tot reparatiën dezer vaartuigen bestaan. 7. In de eerste jaren zal dus de vloot eens vijands, die de verovering van Java beoogt, hoofdzakelijk bestaan uit ongepantserde, verstrekt met eenige gepantserde vaartuigen; maar deze mits allen stoomschepen zijnde zullen door hunne samenwerking eene geduchte maritime macht vormen. Om zulk eene macht te bestrijden zal eene vloot noodig zijn zooals wij niet meer kunnen hebben. Onze zeemacht zal daarom bij de verschijning van een groot vij andelijk eskader, verovering ten doel hebbende, zich moeten bepalen tot het voeren van eenen guerillaoorlog. Zij zal daartoe zooveel mo gelijk in den weg des vijands werkzaam moeten zijn, van elke gele genheid moeten gebruik maken om hem afbreuk te doen, trachten de door ongunstig weder of andere omstandigheden verstrooide vijan delijke schepen te vernielen en ook, wanneer de landing eenmaal ge lukt is, somwijlen, inzonderheid wat het beletten van aanvoeren betreft, met voordeel kunnen optreden. 8. Een eerste voorwaarde, om op deze wijze van de zeemacht partij te trekken, is het bezit van versterkte havens, die tevens de potplaatsen zijn van scheeps- en oorlogsbehoeften, en waar de schepen in- en uitloopen, zich herstellen en van het noodige voorzien kunnen. Deze havens moeten tevens dienen als toevluchtsoorden voor onze koopvaardijschepen en, daar bij eenen oorlog de gemeenschap met het buitenland hoogst waarschijnlijk afgebroken zal zijn, alles be vatten wat noodig is om gedurende geruimen tijd in al de behoeften der marine te voorzien. 9. Vooral in west-Java zou zulk eene haven, wegens de nabij heid der straten Sunda, Bangka en Karimata, voorzeker hooge waarde hebben en onze zeemacht een groot overwicht en een ruim veld van werkzaamheid verzekeren. Dit begreep Daendels reeds in 1808 al was in zijn tijd hoofdzake lijk slechts een toevluchtshaven voor de koopvaardijvloot noodig en hij ontwierp daarom het plan tot versterking der in straat Sunda gelegen Meeuwenbaai, eene goede ankerplaats voor eene groote vloot, met eene gemiddelde diepte van 9 vadem. Groote sterfte onder de arbeiders en on tevredenheid der bevolking, die er in heerendienst moest werken (men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 108