119
Bij de organieke formatie (van 1853) was in vredestijd ook nog
gerekend op tot het leger behoorende pradjoeritskorpsen, die 4500
man sterk, en in 10 bataillons ingedeeld zouden worden. Het denk
beeld, deze pradjoeritskorpsen aanvankelijk en ook thans nog
slechts politiesoldaten, op gelijke wijze als de Cipajers, in Britsch-
Indië, eene militaire inrichting te geven, werd het eerst door den Gou
verneur-generaal Yan den Bosch geopperd, die op geheel Java eene con
scriptie invoeren wilde, waardoor men in oorlogstijd over 36000 man
inlandsche troepen zou kunnen beschikken.
Tegen deze regeling zijn echter zooveel bezwaren, vooral van staat
kundigen aard, gerezen, dat de uitvoering steeds verschoven en ein
delijk onmooglijk verklaard werd.
Generaal Von Gagern trachtte die bezwaren uit den weg te ruimen
door de conscriptie van pradjoerits terug te brengen tot 11.000 man,
waarvan 9900 dienstdoende en 1100 rustende, en deze, om ze in
nauwer verband met het leger te brengen en er eenige meerdere mi
litaire waarde aan te geven, van Eur. kader en Eur. flankeurs als
mede een Eur. kommandement te voorziendit laatste zou door
oplossing der bestaande garnizoenstroepen op Java zou verkregen
worden.
Het Europeesch en Amboineesch element bedroeg bij deze regeling
1200 man, zoodat, om het korps van 4500 man dienstdoende pra
djoerits voltallig te houden, jaarlijks 3300 man onder de wapens zou
den moeten zijn. De overblijvende 6600 man der dienstdoende pra
djoerits werden dan niet onder de wapens geroepen, doch bleven be
schikbaar, terwijl in oorlogstijd ook nog 1100 man rustende pradjoerits
opgeroepen werden.
Deze formatie is echter evenmin als de oorspronkelijke tot staud
gekomenmen heeft er in Indië vele bezwaren tegen ingebracht, ver
mits men van oordeel was, dat het gehalte der aldus te verkrijgen
bataillons tegen eenen buitenlandsehen vijand weinig vertrouwen op
leveren kon en men de daarvoor gevorderde kosten beter aan verbe
tering en uitbreiding van het leger besteed achtte.
Om die reden, en in aanmerking nemende gelijk wij thans zul
len aantoonen dat, om het bestaande in behoorlijken staat te brengen,
nog zeer vele uitgaven gevorderd worden, welke het reeds vrij hooge
cijfer der begrootiug voor het departement van oorlog nog belangrijk
zullen opvoeren, gelooven wij dan ook, dat het wel nimmer tot de op
richting der pradjoeritskorpsen zal komen, en wij daarop dus bij de
verdediging van Java niet zullen mogen rekenen.