12-2 voorbeelden in onze omgeving. Hét korps mineurs en sappeurs, dat 2, destijds vrij compleete kompagniën telde, kon toen ter nauvvernood 100 man (ééne kompagnie is volgens formatie 120 man) te velde brengen en het 8e bataillon infanterie werd zoodanig ten gerieve van andere ba- taillons geplunderd, dat het nagenoeg geheel uit zieken of voor den velddienst afgekeurden bestond, en eene kompagnie op een dag niet meer dan 15-tal manschappen onder de wapens kon brengenterwijl het 5 bataillon, na het later voorgenomen vertrek van het 2% niet eens sterk genoeg meer was oin in den garnizoensdienst te Willem I te voorzien. De oorlog met Atjeh is trouwens ook met het oog op onze ver dediging tegen eenen buitenlandschen vijand zeer leerzaam voor ons geweest, want de 2C expeditie heeft ons doen zien, hoeveel bezwaren in oorlogstijd aan eene reorganisatie verbonden zijn. Doch genoeg hiervan wij keeren tot ons onderwerp terug en zullen uit de voorgaande beschouwingen alleen de slotsom trekken 1'dat het door ons ingevolge de formatie in oorlogstijd op Java aangegeven cijfer een maximum is, waarop wij zeker niet mogen rekenen 2". dat, om tot eeuige zekerheid omtrent de wezenlijke sterkte van ons leger in oorlogstijd te geraken, depots, waarbij de recru- ten en tijdelijk of half ongeschikten voor den velddienst opge nomen worden, een onvermijdelijke vereischte zijndaardoor alleen zullen onze veldbataillons wezenlijk veldbataillons d. i. bataillons welke steecis gereed zijn uit te rukken kunnen worden, terwijl zij dat thans slechts op het papier zijn. 3». dat het in de gegeven omstandigheden onmogelijk is, met eeni- 2re waarschijnlijkheid het juiste cijfer der sterkte van ons leger in oorlogstijd te bepalen doch dat 26000 man, waaronder zich dan niet minder dan 11.000 minder of ongeoefende troepen zullen bevinden, zeker geen te laag cijfer zal zijn. Hierbij moeten wij dan nog. in aanmerking nemen de ongunstige verhouding, welke vooral bij de sterkte op oorlogsvoet tusschen het Europeesch of liever het Nederlandsch (want daarop alleen valt met zekerheid te rekenen) en het inlandsch element van het leger bestaat eene nadeelige omstandigheid, welke zich overal bij eenen oorlog tegen eenen goed geoefenden buitenlandschen vijand zal doen gevoelen. Hierin zou nu wel eenicje verbetering te brengen zijn door in oorlogstijd een beroep te doen op de op Java aanwezige Nederlanders.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 129