134
deze allereerst in aanmerking de vreg welke van Semarang, in zui
delijke richting, over Oengaran naar Bawen gaat en zich daar in twee
takken splitst, die oost- en westwaarts, langs de hellingen van den Mer-
baboe en de Merapi, respectievelijk over Salatiga, Ampel en Bojalalie
naar Kartasoera en over Ambarawa, Setjang, Magelang, Batian, Mon-
tilan en Tempel naar Djokjokarta voeren. Tusschen laatstgenoemde
plaats en Kartasoera worden beide takken weder verbonden door
een gedeelte van den zuidelijken weg, die, van Tjilatjap tot aan Brossot
langs de zuidkust loopende, van Djokjakarta, Kartasoera, Soerakarta,
Ngawie, Madioen en Kedirie naar Soerabaja leidt. De beide takken
met hunnen verbindingsweg omvatten dus als het ware het voor de
hoofdverdediging aangenomen bergland en worden, vermits er slechts
voetpaden door dit gebergte voeren, daardoor strategisch van elkan
der gescheiden.
Een tweede en een hoogst belangrijk acces is de spoorweg, die van
Semarang in zuid-oostelijke richting naar Goendik loopt, ongeveer op
het raidden van dit gedeelte der lijn bij Kedoeng-Djattie een zijtak
heeft naar Ambarawa, en van Goendik in zuidwestelijke richting over
Soerakarta naar Djokjakarta leidt.
Zoolang deze spoorbaan en de weg bezuiden Semarang in het laag
gelegen terrein om die stad loopen, bestaat tusschen deze beide wegen
eenige gemeenschap, hoewel deze door de lage ligging van den bo
dem dikwerf zeer gebrekkig is; naarmate men zuidelijker komt, ver
mindert deze gemeenschap echter, en houdt geheel op in het berg
achtige terrein om de Toentang-rivier. De zijtak van Kedoeng-Djattie
naar Ambarawa en een daarmede nagenoeg samenvallende gewone
weg vormen hier de eenige verbinding.
Van Kedoeng-Djattie tot bij Serang wordt de spoorweg verder van
den weg naar Soerakarta strategisch afgescheiden door het tertiair ge
bergte, hetwelk, ten noordwesten van laatstgenoemde plaats begin
nende, in oostelijke richting langs het zuiden van Rembang loopt.
Tusschen Serang en Soerakarta loopt de spoorbaan in eene bijna
zuidelijke richting dwars door dit gebergte heen, terwijl zij van laatst
genoemde plaats tot Djokjokarta nagenoeg dezelfde richting als de
zuidelijke weg volgt.
Het voordeeligst gebruik zal de vijand van deze beide rechtstreek-
scha accessen kunnen maken, wanneer hij bij Semarang landt.
Het aanspoelend strand in de onmiddellijke nabijheid van deze plaats
bestaat echter uit een zich diep landwaarts uitstrekkend moeras, het
welk geene groote machtsontwikkeling toelaat, en waarin bovendien