135
slechts op enkele punten, met name bij de mondingen der Semarang-
en Torbaja-rivieren, geland kan worden. Wij kunnen hier dus, zon
der groote moeite, door eene gepaste strandverdediging den vijand
het landen zoo moeielijk maken, dat hij liever eene landing west-
of oostwaarts van Semarang zal beproeven, om dan, hetzij langs den
grooten kustweg over Semarang op de door ons reeds beschreven
accessen te komen, hetzij andere meer rechtstreeks van zijne landings
plaats naar het binnenland voerende wegen te zoeken.
23. Westwaarts van Semarang is het terrein langs de kust tot
aan Welirie moerassig, laaggelegen en overal met sawah's bedekt en
van af laatstgenoemde plaats -tot aan Pekalongan over eene lengte
van ongeveer negen paal met onbewoond bosch» begroeid. Verder
vormt het strand tot in het Cheribonsche eene breede zandige strook
en wordt het meer toegankelijk.
Eerst bij Pekalongan is eene landing mogelijk, doch de reede is
er, even als die van het meer westwaarts liggende Tagal, zeer ondiep
en geheel ópen gelegen.
Tagal is echter, evenals de verder westwaarts liggende landings
plaatsen, reeds op zoo grooten afstand van midden-Java, het object
der operatie, verwijderd, dat de vijand wel zal moeten besluiten tot
eene landing bij Pekalongan.
Is dus een aanval van de westzijde van Semarang, door de be
perkte keus der landingsplaats, reeds weinig te verwachten, van
een oprukken naar die plaats, met het deel om verder langs den
grooten weg op den spoorbaan in het binnenland door te dringen,
zal, wanneer wij het laatste gedeelte van den kustweg derwaarts slechts
behoorlijk verdedigen, en dit kunnen wij met geringe middelen
doen wel geen sprake zijn. Mocht de vijand dit evenwel onder
nemen en hierin slagen, zoo komt de zaak weder op eene verdediging
van den grooten weg en den spoorweg naar de Vorstenlanden neder.
Wij moeten nu echter nog nagaan, welke accessen van dezen kant
rechtstreeks naar het binnenland leiden en vinden dan tusschen
Welirie en Semarang een tal van zuidwaarts loopende wegen waar
van echter voorshands velen voor groote troepenbewegingen weinig-
of niet bruikbaar zijn allen uitkomende op een met den grooten
kustweg nagenoeg evenwijdig loopenden weg, die bij Pelatoengau aan
den voet van het Dieng-gebergte begint, en over Selakotan en Bodja
loopende, bij Oengaran op den postweg bezuiden Semarang uitkomt.