145 Eenmaal zoover teruggedrongen, moeten wij, onder bescherming van het vuur der redoute op de hoogte, bij den overgang van den groo- ten weg over de Toentang, naar hét terrein achter de hoofdverster king retireeren, alwaar dan de inundatie, het moeras, de beide dijk- posten, de redoutes bij 1 jandie-doekoe en bij Djamboe en de on toegankelijke bergen in den rug een reduitstelling vormen zouden. Zoolang ons leger zich in die stelling bevindt, zal de vijand het niet wagen, de hoofdversterking te belegeren, en zoolang deze niet genomen is, is weder eene vernieling der dijkposten en eene aftap ping der inoudatie, en dus ook eene belegering der redoute bij Djam boe niet mogelijk. De vijand zal dus wel genoodzaakt zijn tot eene belegering der redoute bij Tjaudie-doekoe, om, wanneer deze genomen is, ons leger langs het défilé tusschen de rawah en den Telomojo aan te vallen en tot den terugtocht naar het binnenland te noodzaken. Eer de vijand zoo ver komt, zal er echter wel weder eene goede moesson verloopen zijnja, wanneer ons mobiel leger zijn plicht doet, zal de aanvaller zoo ver niet eens komen. In allen gevalle zal hij niet vóór het derde jaar verder kunnen gaan, en dan moeten begin nen met eene belegering der vesting Willem I, welke versterking hij niet kan laten liggen zonder zijne gemeenschap met het strand in ge vaar te brengen. En om deze versterking te neutraliseeren, zou, met het oog op mogelijke ondernemingen van ons inmiddels in de bin nenlanden teruggetrokken mobiel leger, een zoo groot observatiekorps uoodig zijn, dat de hem dan overblijvende macht niet sterk genoeg meer zijn kan om met hoop 'op succes verder te rukken. Deze weder onvermijdelijk geachte belegering zal den aanvaller wel zoolang ophouden, dat hij niet voor het vierde jaar naar het bin nenland zal kunnen voortrukken. Daartoe staan hem dan twee wegen open een over Salatiga en Bojolalie naar Soerakarta, en een naar Magelang' welke, onderling door het gebergte Telomojo-Merbaboe-Merapie van elkander gescheiden, slechts door moeielijk begaanbare dwarswegen of liever voetpaden verbonden zijn. Zonder verdeeling van macht kan de vijand deze beide wegen niet gelijktijdig sluiten, vermits hij daarbij gevaar, zou loopen, door onze vereenigde macht bij gedeelten geslagen te wordenhij zal zich dus tot een der beide wegen moeten bepalen, en wij kunnen langs den anderen hem steeds op zijde blijven of in den rug komen, hem alzoo steeds in de flank aanvallen, zijne transporten onderscheppen en hem 7 I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 152