147
Men nam weder aan, dat deze vesting en de daarbij behoorende
citadel genomen moesten worden alvorens de vijand verder kon ruk
ken, en dat er niet minder dan twee veldtochten noodig zouden zijn
om in het rustig bezit daarvan te geraken en er eene depotplaats te
vestigen.
Bij eene dusdanige onderneming moesten wij ons leger langs den
zuidelijken weg tot in de omstreken van Modjokerto vooruitschuiven,
ten einde van daar de verdediging van Soerabaja te ondersteunen.
Een fort bij Melirip zou daarbij als depótplaats dienen, en tevens de
waterwerken van de Solo-rivier, wier behoud in verband met eene
inondatie om de vesting Soerabaja voor ons van belang was, verdedigen.
Bukte de vijand, na Soerabaja te hebben genomen, naar midden-
Java op, dan moest het mobiel leger zijne bewegingen langs den weg
van Ngandjoek, over Tjaroeban naar Madioen en Ngawie volgen, en
zou eene bij laatstgenoemde plaats, bezuiden de Solo-rivier eh bij de
samenkomst van de met de rivier van Madioen geplaatste versterking
het fort generaal Van den Bosch de wegen van den oosthoek over
Padangan en van Berribang over Blora verdedigen, en alzoo de ooste
lijke toegangen tot midden-Java afsluiten.
Door de belegering dezer versterking, in verband met de tnoeielijk-
heden, welke het mobiel leger den oprukkendeu vijand in den weg
zou kunnen leggen, hoopte Van der Wijck den aanvaller weder ge
durende minstens één campagnejaar op te houden, zoodat hij, ook
bij eene onderneming, uitgaande van eene landing in den oosthoek,
eerst in het vierde jaar op de hoofdplaats zou kunnenaanrukken.
30. De door Van der Wijck geprojecteerde werken waren nog
lang niet voltooid, toen de kritiek reeds begon te wijzen op de groote
fouten van zijn stelselen men ontdekte dat de kosten verre de ra
ming zouden overtreffen, niettegenstaande een groot gedeelte van
den vestingbouw in heerendienst uitgevoerd werd. Meer nog dan
dit alles trok het de aandacht, dat juist de bouw dier vestingen een
onuitstaanbareu druk op de .-mhouders der landbouwende bevolking
legde, en deze daardoor niet alleen van haren eigenlijken arbeid te
rug gehouden en alzoo de cultuur der voedingsmiddelen belemmerd
werd, maar bovendien, door onvoldoende betaling, buiten staat werd
gesteld behoorlijk in voeding, huisvesting en kleeding te voorzien,
zoodat dientengevolge armoede, ziekte en groote sterfte ontstonden.
Een en ander, in verband met het geringe vertrouwen dat het
ontworpen stelsel bij vele deskundigen genoot, gaf het opperbestuur