153
Wat nu de versterking der stelling betreft, zoo hebben wij gezien,
dat deze in het ontwerp Van der Wijck hoofdzakelijk tegen eenen
frontaanval was gericht, en uit een groot aantal forten bestond die,
behoudens een tweetal in het front (de vesting Willen I en de re
doutes aan de Toen tang), allen door Von Gagern verworpen worden.
De vesting Willem I, in het stelsel Van der Wijck het steun
punt der positie, wordt door Von Gagern teruggebracht tot eene de
potplaats van het daaromheen geconcentreerde leger, welke niet eens
belegerd zal worden, terwijl de reduitstelling achter de inondatie,
rechts door Tjandie-doekoe en links door de redoute Wawar gedekt,
het eigenlijke punt van concentratie wordt, waarvan de offensive be
wegingen uitgaan, en hetwelk in 't ergste geval dienen moet om ons
leger op te nemen.
De vesting heeft echter een groot gebrek, namelijk hare ligging
nabij haar gedeeltelijk omringende bergen en heuvelen, waardoor zij,
juist aan de zijde van waar de aanval te verwachten is, sterk gedo
mineerd wordt.
Dit bezwaar bestond niet of weinig ten tijde van Van der Wijck
en Von Gagern; het transportwezen was toen veel slechter dan te
genwoordig en bovendien hebben de verbeteringen in de artillerie-
wetenschap de trefkans en de uitwerking van het geschut op groote
afstanden zoo aanzienlijk verhoogd, dat wij tegenwoordig wel dege
lijk op die domineereude hoogten moeten letten.
Overal waar men in de vallei van Ambarawa staat, ziet men, dat de
llaauwe glooiingen, welk Von Gagern weinig gevaarlijk achte, weldra
in vrij sterke hellingen overgaan en dan een rij domineerende hoogten
vormen, die wegens hare afstanden tegenwoordig bij deze onder
zoekingen wel degelijk in aanmerkiug moeteu genomen worden. Daar
onder valt de heuvel met zeer steil talud, waarop het landgoed Ngas-
sinan gelegen is, het meest in het oog.
Beklimt men deze hoogte, en plaatst men zich op den Z. O. grens
van haren 400 Meter langen zoolvormigen rug, dan ziet men,
ongeveer 400 voet beneden zich, de vesting Willem I en de daarachter
liggende reduitstelling van Banjoe-Biroe geheel voor zich liggen; de
eerste op eenen afstand van 3200 M., de laatste 1600 M.
verder. Meester van deze hoogte zijnde, kan de vijand dus niet al
leen de geheele vesting tot puin schieten, maar zelfs het verblijf in de
reduitstelling onhoudbaar maken, zonder dat wij uit de vallei iets
tegen die 400 voet hoog gelegen batterij kunnen doen. Voor het
behoud onzer stelling is het dus onvermijdelijk noodzakelijk, op die